NJ 1997, 292
Na overlegging vordering P-G kon beledigde partij haar vordering niet toelichten: substantiële nietigheid
HR 07-01-1997, ECLI:NL:HR:1997:ZD0609
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
7 januari 1997
- Magistraten
Hermans, Keijzer, Corstens
- Zaaknummer
103645
- Conclusie
A-G Van Dorst
- LJN
ZD0609
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1997:ZD0609, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑01‑1997
- Wetingang
Sv art. 334 lid 3; RO art. 99 lid 1 onder 1°
Essentie
Na overlegging vordering procureur-genetaal kon beledigde partij haar vordering niet toelichten: substantiële nietigheid.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 23 november 1995 in de strafzaak tegen H.J.L.F., te Zwolle.
Politierechter en Hof:
Beslissing op vordering beledigde partij
- i.
Ter terechtzitting van de Politierechter heeft C.B.J. Smale zich als beledigde partij in het geding gevoegd met betrekking tot de door hem tengevolge van het onder 3 telastegelegde geleden schade, en wel tot een bedrag van ƒ 1500.
- ii.
De Politierechter heeft de vordering van de beledigde partij ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.