NJ 1997, 138
Meer-en-Vaart: 341 sub 1° Sr niet van toepassing als goederen aan derde toebehoren
HR 05-11-1996, ECLI:NL:HR:1996:ZD0569
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
5 november 1996
- Magistraten
Haak, Davids, Van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp, Fokkens
- Zaaknummer
103238
- LJN
ZD0569
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Insolventierecht / Faillissement
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1996:ZD0569, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑11‑1996
- Wetingang
Sr art. 341 onder 1°; Sv art. 359 lid 1; Sv art. 359 lid 3; Fw art. 61
Essentie
Meer-en-Vaartverweer. Geen bedrieglijke bankbreuk cfm. art. 341 sub 1° Sr als de goederen aan een derde toebehoren en dus buiten het faillissement blijven.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie van Th.K.G., te Westerbork, adv. mr. G. Spong te 's-Gravenhage.
Hof:
Weerlegging verweer
7.1
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de goederen genoemd in het sub 1 en 2 telastegelegde niet tot de failliete boedel behoorden omdat ze eigendom waren van zijn vrouw met wie hij op huwelijkse voorwaarden was gehuwd. Ze konden dus niet door de verdachte aan de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.