NJ 1996, 750
Verklaring verdachte dat hij ten tijde van spannen touw over de weg niet aan (brom)fietsers heeft gedacht niet redengevend voor voorwaardelijk opzet op zware mishandeling
HR 18-06-1996, ECLI:NL:HR:1996:ZD0492 (Cicero)
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
18 juni 1996
- Magistraten
Haak, Bleichrodt, Schipper, Fokkens
- Zaaknummer
102692
- LJN
ZD0492
- Roepnaam
Cicero
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1996:ZD0492, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑06‑1996
- Wetingang
Sr art. 302; Sv art. 359 lid 1; Sv art. 359 lid 3
Essentie
De verklaring verdachte dat hij ten tijde van het spannen van een touw over de weg niet aan (brom)fietsers heeft gedacht is niet redengevend voor het voorwaardelijk opzet op zware mishandeling.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie van J.V., te Huins, adv.mr. M.R.H. Meijer te Haarlem.
Hof:
Bewezenverklaring
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij op 15 december 1992 te Zandvoort aan D. Koster opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten ernstige beschadiging van keel en luchtpijp en strottehoofd), heeft toegebracht door opzettelijk een touw over een weg te spannen, waardoor ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.