NJ 1996, 514
Verwijderingsbevel cfm. 219 Gem.w (oud); tijdsverloop sinds aanwijzing noodgebied brengt niet zonder meer mee dat er geen uitzonderingssituatie meer is / verwijderingsbevel niet i.s.m. 6 EVRM, 2 4e Protocol EVRM of 12 IVBP
HR 23-04-1996, ECLI:NL:HR:1996:ZD0431
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
23 april 1996
- Magistraten
Hermans, Davids, Keijzer, Bleichrodt, Schipper, Fokkens
- Zaaknummer
101367
- LJN
ZD0431
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Belastingen van lagere overheden / Gemeentelijke belastingen
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Staatsrecht / Decentralisatie
Ruimtelijk bestuursrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1996:ZD0431, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 23‑04‑1996
- Wetingang
Sr art. 184 lid 1; Gem.w art. 219 (oud); EVRM art. 6; EVRM 4e Protocol art. 2; IVBP art. 12
Essentie
1. Verwijderingsbevel cfm. art. 219 Gem.w (oud). Het tijdsverloop sinds het besluit van de burgemeester tot aanwijzing van het noodgebied brengt niet zonder meer mee dat geen sprake meer kon zijn van een uitzonderingssituatie. 2. Verwijderingsbevel cfm. art. 219 Gem.w (oud) niet in strijd met art. 6 EVRM, nu het gaat om een ordemaatregel, noch met art. 2 Vierde Protocol EVRM, nu het bevel noodzakelijk was voor de handhaving van de openbare orde, noch met art. 12 IVBP.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie van O.E. van A., te Amsterdam,. adv. mr. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.