NJ 1996, 439
Voeging ad informandum / als de verdachte ter zitting een deel van de feiten die de officier van justitie ad informandum wil afdoen ontkent, mag hij er niet op vertrouwen dat de officier van justitie zijn toezegging inzake de feiten die wel zijn erkend handhaaft en deze niet alsnog telastelegt
HR 13-02-1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC9529
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
13 februari 1996
- Magistraten
Haak, Bleichrodt, Van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp, Meijers
- Zaaknummer
101841
- LJN
ZC9529
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1996:ZC9529, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑02‑1996
- Wetingang
Sv art. 29 lid 5; Sv art. 29 lid 6
Essentie
Voeging ad informandum. Als de verdachte ter zitting een deel van de feiten die de officier van justitie ad informandum wil afdoen ontkent, mag hij er niet op vertrouwen dat de officier van justitie zijn toezegging inzake de feiten die wel zijn erkend handhaaft en deze niet alsnog telastelegt.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie van N.L., te 's-Gravenhage, adv. mr. G. Spong te 's-Gravenhage.
Hof:
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in zijn vervolging
De raadsvrouwe van de verdachte heeft betoogd, dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard ter zake van de telastegelegde feiten ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.