NJ 1995, 415
Eper incestzaak / 's hofs oordeel dat OvJ na pro-forma zitting dagvaarding nog gedeeltelijk in kon trekken (en vervangen door andere) is onjuist / toch geen cassatie / opzettelijk teweegbrengen afdrijving vrucht van een vrouw zwaar lichamelijk letsel cfm. 302 Sr
HR 21-02-1995, ECLI:NL:HR:1995:ZD0178, m.nt. A.C. 't Hart
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
21 februari 1995
- Magistraten
Haak, Beekhuis, Davids, Van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp, Koster, Meijers
- Zaaknummer
99457
- Noot
A.C. 't Hart
- LJN
ZD0178
- JCDI
JCDI:ADS74150:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1995:ZD0178, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 21‑02‑1995
- Wetingang
Sr art. 82; Sr art. 302; Sv art. 266 lid 1; Sv art. 313 lid 2
Essentie
1. 's Hofs oordeel dat de officier van justitie na een pro-forma zitting de dagvaarding nog gedeeltelijk in kon trekken (en vervangen door een andere) is onjuist. Toch geen cassatie nu het — voorzover bewezenverklaard — een toegelaten wijziging telastelegging betrof. 2. Het opzettelijk teweegbrengen van de afdrijving van een vrucht van een vrouw kan worden aangemerkt als het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel cfm. art. 302 Sr, ongeacht of het om een dode of een levende vrucht gaat.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 17 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.