NJ 1994, 643
Gebruik voor bewijs van verklaringen van getuigen opgenomen in ambtsedige processen-verbaal
HR 10-05-1994, ECLI:NL:PHR:1994:AC1451
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
10 mei 1994
- Magistraten
Haak, Beekhuis, Mout, Koster, Schipper, Meijers
- Zaaknummer
96672
- LJN
AC1451
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Internationaal strafrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1994:AC1451, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑05‑1994
ECLI:NL:PHR:1994:AC1451, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑05‑1994
- Wetingang
Sv art. 338; Sv art. 344 lid 1 onder 2; EVRM art. 6 lid 3 onder d
Essentie
Gebruik voor het bewijs van verklaringen van getuigen opgenomen in ambtsedige processen-verbaal. In casu mocht het Hof zonder nadere motivering de in het opsporingsonderzoek afgelegde verklaringen voor het bewijs gebruiken, hoewel de getuigen nadien, ten overstaan van de RC, hun verklaringen hebben ingetrokken dan wel geweigerd hebben te verklaren.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's‑Gravenhage van 14 december 1992 in de strafzaak tegen Y.C., te Schiedam, adv. mr. C.F. Korvinus te Amsterdam.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.