NJ 1994, 413
77c Sr: gekeken moet worden naar ernst van het feit, aan de beoordeling waarvan rechter persoonlijkheid van dader ten tijde van plegen feit ten grondslag moet leggen en persoonlijkheid ten tijde van de berechting
HR 08-03-1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC9663
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
8 maart 1994
- Magistraten
Hermans, Beekhuis, Keijzer, Bleichrodt, Schipper, Van Dorst
- Zaaknummer
96069
- LJN
ZC9663
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1994:ZC9663, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑03‑1994
- Wetingang
Sr art. 77c
Essentie
Voor toepassing van art. 77c Sr moet worden gekeken naar de ernst van het feit, aan de beoordeling waarvan de rechter de persoonlijkheid van de dader ten tijde van het plegen van het feit ten grondslag moet leggen en de persoonlijkheid ten tijde van de berechting. 's Hofs oordeel hieromtrent geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 7 juni 1993 in de strafzaak tegen D.D., te Amsterdam, adv.mr. J.P. Plasman te Amsterdam.
Voorgaande uitspraak
Arrest op ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.