NJ 1994, 338
Gebruik voor bewijs van later bij RC ingetrokken verklaring
HR 25-01-1994, ECLI:NL:PHR:1994:AD2031
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
25 januari 1994
- Magistraten
Hermans, Beekhuis, Keijzer, Bleichrodt, Koster, Van Dorst
- Zaaknummer
95951
- LJN
AD2031
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Internationaal strafrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1994:AD2031, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 25‑01‑1994
ECLI:NL:PHR:1994:AD2031, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑01‑1994
- Wetingang
Sv art. 338; EVRM art. 6 lid 3 onder d
Essentie
Gebruik voor bewijs van later bij de rechter-commissaris ingetrokken verklaring.
Samenvatting
Nu het bewijs niet uitsluitend berust op de bij de politie afgelegde verklaring van getuige J. doch steun vindt in andere bewijsmiddelen mocht het hof die verklaring voor het bewijs bezigen. Daaraan doet niet af dat J. de verklaring later bij de rechter-commissaris onder ede gemotiveerd heeft ingetrokken noch dat de getuige/mededader E. deze laatste lezing bij de rechter-commissaris, eveneens onder ede, in detail heeft bevestigd. Nadere motivering van dit gebruik is niet nodig.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.