NJ 1994, 129
Geen schending verdragsbepalingen nu verdachte vermeende schending niet nader heeft gemotiveerd / verzoek tot oproeping van door P-G geweigerde getuige afgewezen
HR 12-10-1993, ECLI:NL:PHR:1993:AC2676
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
12 oktober 1993
- Magistraten
Hermans, Keijzer, Govaerts, Bleichrodt, Koster, Meijers
- Zaaknummer
94820
- LJN
AC2676
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Internationaal strafrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1993:AC2676, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 12‑10‑1993
ECLI:NL:PHR:1993:AC2676, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑10‑1993
- Wetingang
Sv art. 263; Sv art. 280 lid 4; EVRM art. 6 lid 3 onder d
Essentie
1. 's Hofs oordeel dat de stelling dat de art. 263 en 280 jo. 415 Sv onverbindend zijn, omdat zij in strijd zouden zijn met het recht dat de art. 6 lid 3 onder d EVRM en 14 lid 3 onder e IVBP aan een verdachte toekennen in haar algemeenheid onjuist is, geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en behoeft geen nadere motivering nu door of namens de verdachte niet is uiteengezet waardoor in casu de in die verdragsbepalingen neergelegde rechten zijn geschonden. 2. 's Hofs afwijzing van het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.