NJ 1993, 553
Cassatie in het belang der wet / "verbod tot vertegenwoordiging" van 89 lid 3 Sv niet in strijd met grondrecht op bijstand van 6 EVRM / hof had vormverzuim van door verzoekers raadsman ondertekende verzoekschrift voor gedekt moeten houden (m.nt. ThWvV)
HR 02-02-1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC9219, m.nt. Th.W. van Veen
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
2 februari 1993
- Magistraten
Haak, Mout, Bleichrodt, Van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp, Koster, ten Kate
- Zaaknummer
2903
- Noot
Th.W. van Veen
- LJN
ZC9219
- JCDI
JCDI:ADS160146:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1993:ZC9219, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 02‑02‑1993
- Wetingang
Sv art. 89 lid 3; Sv art. 456; EVRM art. 6
Essentie
Cassatie in het belang der wet. 's Hofs oordeel dat het in art. 89 lid 3 Sv vervatte ‘verbod tot vertegenwoordiging’ in strijd is met het in art. 6 EVRM verankerde grondrecht op bijstand steunt op een verkeerde rechtsopvatting. Het hof had echter, nu verzoeker in persoon tijdens het onderzoek in raadkamer het verzoek staafde, het vormverzuim van het door verzoekers raadsman ondertekende verzoekschrift voor gedekt moeten houden, ook al vond het raadkameronderzoek plaats nadat de indieningstermijn was verstreken.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie ‘in het belang der wet’ van de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.