NJ 1993, 618
Vervolging wegens overtreding voorlopige maatregel cfm. 28 lid 1 WED inz. bedrijfsuitoefening in bepaalde inrichting hoeft niet achterwege te blijven op de enkele grond dat door B en W eerder gegeven bevel tot sluiting van die inrichting nadien door RvS is vernietigd (m.nt. C)
HR 08-12-1992, ECLI:NL:PHR:1992:AC0664, m.nt. G.J.M. Corstens
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
8 december 1992
- Magistraten
Haak, Mout, Keijzer, Bleichrodt, Koster, Fokkens
- Zaaknummer
92091E
- Noot
G.J.M. Corstens
- LJN
AC0664
- JCDI
JCDI:ADS117866:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Bijzondere onderwerpen
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Sancties
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1992:AC0664, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑12‑1992
ECLI:NL:PHR:1992:AC0664, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑12‑1992
- Wetingang
Sr art. 1 lid 2; WED art. 28; WED art. 28 lid 1; WED art. 33; Hw art. 28 lid 1
Essentie
1. De stelling dat de vervolging wegens overtreding van een voorlopige maatregel cfm. art. 28 lid 1 WED inzake de bedrijfsuitoefening in een bepaalde inrichting achterwege moet blijven op de enkele grond dat een door burgemeester en wethouders eerder gegeven bevel tot sluiting van die inrichting nadien door de Raad van State is vernietigd vindt geen steun in het recht. 2. De stelling dat, na wijziging door de rechtbank van een door de officier van justitie cfm. art. 28 lid 1 WED uitgevaardigde voorlopige maatregel bij de vraag of het ten laste gelegde handelen in strijd was ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.