NJ 1992, 642
HR, 28-04-1992, nr. 90727
HR 28-04-1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC9009
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
28 april 1992
- Magistraten
Van Den Blink, Mout, Bleichrodt, Fokkens
- Zaaknummer
90727
- LJN
ZC9009
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1992:ZC9009, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 28‑04‑1992
- Wetingang
Sv art. 358 lid 3; WVW art. 30 lid 1 onder a
Essentie
Bewijsverweer dat de bestuurder de verdachte onmiddellijk heeft herkend, behoeft geen afzonderlijke weerlegging. Het is aan de bestuurder van een motorrijtuig verboden na een ongeval door te rijden alvorens zowel de identiteit van de bestuurder als de identiteit van het motorrijtuig behoorlijk is kunnen worden vastgesteld.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 27 dec. 1990 in de strafzaak tegen A. van E.
Hoge Raad:
1
De bestreden uitspraak
Het hof heeft in hoger beroep — met vernietiging van een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Leeuwarden van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.