NJ 1991, 839
HR, 10-09-1991, nr. 89571
HR 10-09-1991, ECLI:NL:PHR:1991:AC1605, m.nt. Th.W. van Veen
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
10 september 1991
- Magistraten
Van Den Blink, Mout, Keijzer, Govaerts, Bleichrodt, Leijten
- Zaaknummer
89571
- Noot
Th.W. van Veen
- LJN
AC1605
- JCDI
JCDI:ADS66129:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht (V)
Verkeersrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1991:AC1605, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑09‑1991
ECLI:NL:PHR:1991:AC1605, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑09‑1991
- Wetingang
Sv art. 350; Sv art. 359 lid 5; Sv art. 359 lid 6; WVW art. 36 lid 1
Essentie
1. Toereikend bewijs dat verdachte aanmerkelijk onoplettend heeft gereden.
2. Toereikende weerlegging van het verweer dat het ten laste gelegde geen schuld cfm. art. 36 lid 1 Wegenverkeerswet (WVW) oplevert; de woorden ‘aanmerkelijk onoplettend’ hebben niet alleen kwalificatieve maar ook feitelijke betekenis.
3. Toereikende strafmotivering inzake art. 36 lid 1 WVW; geen rechtsregel belet de rechter bij de strafoplegging rekening te houden met het ontbreken bij de verdachte van het besef dat hij verwijtbaar heeft gehandeld.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van Hof 's-Hertogenbosch 2 mei 1990 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.