HR, 02-04-1991, nr. 2606
ECLI:NL:HR:1991:ZC8769
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
02-04-1991
- Zaaknummer
2606
- LJN
ZC8769
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1991:ZC8769, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 02‑04‑1991; (Cassatie, Beschikking)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:1991:14
- Wetingang
art. 441 Wetboek van Strafvordering
- Vindplaatsen
NJ 1991, 633 met annotatie van Th.W. van Veen
Uitspraak 02‑04‑1991
Inhoudsindicatie
De wet kent niet de mogelijkheid dat op verzoek van een belanghebbende teruggave van het inbeslaggenomene aan een ander wordt gelast.
2 april 1991
Strafkamer
nr. 2606 Besch.
JM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
Op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Kantonrechter te Roermond van 2 maart 1990 op een beklag als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering ingediend door:
[klager] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1946, wonende te [woonplaats] .
1. De bestreden beschikking
1.1. De kantonrechter heeft het beklag gegrond verklaard, de teruggave gelast aan [betrokkene 1] van de in bovengenoemde beschikking omschreven personenauto met bepaling dat deze binnen 1 maand zal worden afgehaald en — voor geval dat niet zou zijn geschied — het beklag alsnog ongegrond verklaard.
1.2. De kantonrechter heeft daartoe overwogen:
‘’Het klaagschrift houdt in een beklag over de inbeslagneming, zoals nader in het klaagschrift is vermeld.
De kantonrechter verwijst naar de inhoud van het klaagschrift.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de processtukken.
De officier van justitie en de klager, bijgestaan door een raadsman, zijn gehoord.
Bij het verhoor heeft de raadsman het klaagschrift gewijzigd, in dier voege dat hij thans verzoekt het inbeslaggenomene terug te geven aan [betrokkene 1] , wonende te [woonplaats] .
Bij de behandeling heeft de raadsman een verklaring van [betrokkene 1] overgelegd, waaruit blijkt dat het inbeslaggenomene toebehoort aan [betrokkene 1] .’’
2. Het cassatieberoep
Het beroep is ingesteld door de Officier van Justitie in het arrondissement Roermond, die de volgende middelen heeft voorgesteld:
Middel I
Verzuim van vormen, waarvan niet-naleving nietigheid medebrengt en/of schending van het recht, in het bijzonder artikel 552a lid 4 Strafvordering, doordat de Kantonrechter de beslissing niet heeft gemotiveerd.
Toelichting.
Door het motiveringsgebrek is er geen inzicht in de redenen, die de Kantonrechter hebben bewogen tot zijn beslissing. Dit klemt temeer, daar de beslissing naar mijn oordeel een onjuiste is, zie de middelen II en III.
Middel II
Verzuim van vormen, waarvan niet naleving nietigheid medebrengt en/of schending van het recht, in het bijzonder artikel 552a lid 5 Strafvordering, doordat de Kantonrechter aan de gegrondverklaring van het beklag een voorwaarde heeft verbonden en wel zodanig dat kennelijk bedoeld is vervulling van die voorwaarde afhankelijk te stellen van een derde, te weten [betrokkene 1] .
Toelichting.
Naar mijn oordeel heeft de rechter bij een beslissing op een beklag ex artikel 552a Strafvordering de keuze tussen gegrond- of ongegrondverklaring. De wet biedt niet de mogelijkheid om een voorwaarde aan de (on-)gegrondverklaring te verbinden en al helemaal niet als die voorwaarde aan een derde wordt gesteld. Deze derde staat immers buiten de zaak, is geen procespartij, en is (in theorie) ook niet op de hoogte van de beslissing, die immers niet aan hem betekend behoeft te worden (art. 552 d Strafvordering).
De voorwaarde ligt besloten in de last tot teruggave: haalt [betrokkene 1] de auto niet op binnen de gestelde termijn, dan is het beklag alsnog ongegrond.
Het effect van de door de Kantonrechter bedoelde voorwaarde is overigens nihil, zie middel III, toelichting sub c.
Middel III
Verzuim van vormen, waarvan niet-naleving nietigheid medebrengt en/of schending van het recht, in het bijzonder artikel 552a lid 5 Strafvordering en artikel 119 Strafvordering, doordat de Kantonrechter het beklag gegrond heeft verklaard en een geclausuleerde last tot teruggave van de in beslag genomen auto aan [betrokkene 1] heeft bevolen.
Toelichting.
a. De wet biedt aan de rechter niet de mogelijkheid om op het verzoek van de ene belanghebbende ( [klager] ) teruggave van het in beslaggenomene aan een andere belanghebbende ( [betrokkene 1] ) te gelasten. [betrokkene 1] had een eigen bevoegdheid tot het doen van beklag ex artikel 552a Strafvordering. Van die mogelijkheid is geen gebruik gemaakt.
De Kantonrechter had alleen al op deze grond het beklag ongegrond moeten verklaren.
b. De last tot teruggave spoort overigens ook niet met de beslissing van de Kantonrechter in het vonnis (eveneens) d.d. 21 maart 1990 (gewezen na de beschikking) omtrent de inbeslaggenomen auto.
In bedoeld vonnis werd de auto in principe verbeurdverklaard met inachtneming van het bepaalde in artikel 33a lid 2 Strafrrecht.
Het argument, dat [betrokkene 1] ‘’bekend was met het gebruik van het voorwerp’’ had ook in de optiek van de Kantonrechter moeten leiden tot ongegrondverklaring van het beklag. Het was immers niet ‘’hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de inbeslaggenomen goederen zal verbeurdverklaren’’ (het vonnis werd onmiddellijk na de (mondelinge) beschikking gewezen!). Met de overweging in het vonnis volgens artikel 33a lid 2 Strafrecht kan ik overigens instemmen:
[betrokkene 1] heeft als kentekenhouder kennelijk geen verzekering afgesloten en toch aan [klager] de beschikking gelaten over de auto.
Op de clausulering van de verbeurdverklaring valt heel wat af te dingen, doch dat zal eerst in hoger beroep aan de orde kunnen komen.
c. De clausulering van de last tot teruggave is thans wel aan de orde. Naar mijn oordeel biedt de wet die mogelijkheid niet. Het is ook praktisch gesproken voor de bewaarder een onmogelijke last: hij dient terug te geven maar toch ook weer niet, namelijk als [betrokkene 1] de auto niet komt halen binnen de gestelde termijn. Dit strookt niet met artikel 119 Strafvordering, waar een actieve rol van de bewaarder staat beschreven: de bewaarder moet aan de last voldoen en hij zou in casu dus binnen een maand na betekening van de beschikking (aan [klager] ?) de auto aan [betrokkene 1] moeten afgeven.
Het effect is dan overigens een onvoorwaardelijke gegrondverklaring (zie middel II).
Al het vorenstaande leidt tot de conclusie, dat de Kantonrechter — ongemotiveerd — ten onrechte het beklag (voorwaardelijk) gegrond heeft verklaard en ten onrechte (geclausuleerd) de teruggave van de inbeslaggenomen auto aan [betrokkene 1] heeft gelast en dat derhalve de bestreden beschikking niet in stand kan blijven.
3. De conclusie van het Openbaar Ministerie
De Advocaat-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden beschikking zal vernietigen en [klager] niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn beklag strekkende tot teruggave van de inbeslaggenomen personenauto aan [betrokkene 1] .
4. Beoordeling van het derde middel
In het middel, zoals toegelicht onder a, wordt terecht aangevoerd dat de wet niet de mogelijkheid kent dat op verzoek van een belanghebbende teruggave van het inbeslaggenomene aan een ander wordt gelast. Derhalve had de Kantonrechter [klager] niet-ontvankelijk in zijn beklag behoren te verklaren in plaats van te beslissen zoals hiervoor onder 1 is weergegeven.
5. Slotsom
Het vorenoverwogene brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven, de middelen voor het overige geen bespreking behoeven en beslist moet worden als volgt.
6. Beslissing
De Hoge Raad vernietigt de bestreden beschikking en verklaart [klager] niet-ontvankelijk in zijn beklag.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president Bronkhorst als voorzitter, en de raadsheren Beekhuis, Govaerts, Neleman en Van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp, in bijzijn van de griffier Sillevis Smitt-Mülder, in raadkamer van 2 april 1991.