NJ 1991, 250
HR, 11-09-1990, nr. 87151
HR 11-09-1990, ECLI:NL:PHR:1990:AD7495, m.nt. A.H.J. Swart
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
11 september 1990
- Magistraten
Van Den Blink, Beekhuis, Mout, Keijzer, Bleichrodt, Meijers
- Zaaknummer
87151
- Noot
A.H.J. Swart
- LJN
AD7495
- JCDI
JCDI:ADS74138:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Internationaal strafrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1990:AD7495, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑09‑1990
ECLI:NL:PHR:1990:AD7495, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑09‑1990
- Wetingang
Essentie
1. De klacht dat het hof bij de beoordeling van zijn bevoegdheid tot kennisneming van de zaak uitsluitend acht heeft geslagen op het ten laste gelegde feit faalt, aangezien het hof cfm. art. 348 jo. 415 Sv die bevoegdheid diende te onderzoeken op de grondslag van de telastelegging.
2. Het hof heeft terecht geoordeeld dat de Nederlandse autoriteiten in de onderhavige strafzaak thans geen rechtsmacht kunnen uitoefenen.
3. 's Hofs oordeel dat de Nederlandse autoriteiten in de onderhavige zaak thans geen rechtsmacht kunnen uitoefenen had moeten leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van de officier van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.