NJ 1991, 202
HR, 26-06-1990, nr. 87490
HR 26-06-1990, ECLI:NL:PHR:1990:AD1174, m.nt. G.J.M. Corstens
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
26 juni 1990
- Magistraten
Van Den Blink, Jeukens, Mout, Keijzer, Bleichrodt, Fokkens
- Zaaknummer
87490
- Noot
G.J.M. Corstens
- LJN
AD1174
- JCDI
JCDI:ADS146535:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Tenuitvoerlegging
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1990:AD1174, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑06‑1990
ECLI:NL:PHR:1990:AD1174, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑06‑1990
- Wetingang
Sv art. 358 lid 3; Sv art. 423 lid 1; Sv art. 588 lid 4
Essentie
De rechtbank was niet gehouden omtrent enig in eerste aanleg gevoerd verweer bepaaldelijk een beslissing te geven aangezien de verdachte, aan wie de appeldagvaarding cfm. art. 588 lid 4 Sv was betekend terwijl de stukken niets behelzen wat aanleiding had behoren te geven tot twijfel omtrent de geldigheid van de betekening, in hoger beroep niet is verschenen en de stukken ook niets inhouden wat de rechtbank aanleiding had moeten geven te veronderstellen dat de verdachte bedoeld verweer in hoger beroep wenste te handhaven.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.