NJ 1991, 359
HR, 26-06-1990, nr. 2410/2411
HR 26-06-1990, ECLI:NL:HR:1990:ZC8562, m.nt. G.J.M. Corstens
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
26 juni 1990
- Magistraten
Bronkhorst, Van Den Blink, Jeukens, Mout, Bleichrodt, Leijten
- Zaaknummer
2410/2411
- Noot
G.J.M. Corstens
- LJN
ZC8562
- JCDI
JCDI:ADS145983:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
Internationaal strafrecht / Justitiële en politionele samenwerking
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1990:ZC8562, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑06‑1990
- Wetingang
Sv art. 111 lid 1; Sv art. 552h; Sv art. 552n lid 3; Sv art. 552o lid 2; EUV art. 2 lid 1; ERV art. 5 onder b; ERV art. 14
Essentie
Kleine rechtshulp; vaststellen van dubbele strafbaarheid.
Plaats en tijd van het feit behoeven niet in het verzoek te worden vermeld, (de tijd) ook niet met het oog op eventuele verjaring.
De klacht dat niet de officier van justitie had moeten vorderen doch de rechter-commissaris had moeten verzoeken dat de rechtbank verlof zou verlenen tot het verrichten van een huiszoeking ter inbeslagneming, stuit daarop af dat conform art. 552o lid 1 Sv de vordering van art. 522n lid 3 Sv geldt als een vordering tot het instellen van een gerechtelijk vooronderzoek, zodat art. 111 lid ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.