NJ 1989, 268
HR, 18-10-1988, nr. 83727
HR 18-10-1988, ECLI:NL:PHR:1988:AD0456
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
18 oktober 1988
- Magistraten
Van Der Ven, Bronkhorst, Beekhuis, Keijzer, Govaerts, Leijten
- Zaaknummer
83727
- LJN
AD0456
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1988:AD0456, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑10‑1988
ECLI:NL:PHR:1988:AD0456, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑10‑1988
- Wetingang
Sr art. 5 lid 1 onder 2°; Sr art. 417; Sv art. 359 lid 2; EVRM art. 6 lid 1
Essentie
1. Voor de stelling dat alleen dan aan de eis van art. 5 lid 1 onder 2e Sr is voldaan indien de wet van het land waar het feit is begaan niet slechts op het grondfeit (art. 416 Sr) straf stelt, maar ook de strafverzwarende omstandigheid i.c. de gewoonte conform (art. 417 Sr) daarbij betrekt, is geen grondslag in het recht te vinden.
2. 23 maanden tussen het tijdstip waarop verdachte (uit ...) in redelijkheid heeft kunnen opmaken dat het Openbaar Ministerie voornemens was een strafvervolging in te stellen en de eerste ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.