NJ 1988, 918
HR, 24-05-1988, nr. 83259
HR 24-05-1988, ECLI:NL:HR:1988:ZC3835
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
24 mei 1988
- Magistraten
Bronkhorst, Beekhuis, Keijzer, Remmelink
- Zaaknummer
83259
- LJN
ZC3835
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1988:ZC3835, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 24‑05‑1988
- Wetingang
Sv art. 54 lid 3; Sv art. 61 lid 2; Sv art. 338; Opiumwet art. 9; WVW art. 33 lid 3
Essentie
1. Toereikende weerlegging van het verweer dat de aanhouding onrechtmatig was omdat N. reed in een auto en de Opiumwet zodanige aanhoudingsbevoegdheid niet kent.
2. In aanmerking genomen dat de termijn conform art. 61 lid 2 Sv aanvangt op het moment van aankomst van de verdachte op de plaats van het verhoor is 's hofs vaststelling dat de tot bewijs gebezigde verklaring van H. niet is afgelegd na verloop van bedoelde termijn niet onbegrijpelijk en geeft zij geen blijk van een verkeerde rechtsopvatting.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.