NJ 1988, 861
HR, 22-03-1988, nr. 82768
HR 22-03-1988, ECLI:NL:PHR:1988:AD0228
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
22 maart 1988
- Magistraten
Bronkhorst, De Waard, Davids, Keijzer, Govaerts, Leijten
- Zaaknummer
82768
- LJN
AD0228
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Bijzonder strafrecht / Fiscaal strafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1988:AD0228, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑03‑1988
ECLI:NL:PHR:1988:AD0228, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑03‑1988
- Wetingang
Sr art. 37; Sr art. 38; Sr art. 39; Sr art. 40; Sr art. 41; Sr art. 42; Sr art. 43; Sr art. 44; Sv art. 167 lid 2; Sv art. 358 lid 3; EVRM art. 6 lid 1; IVBP art. 26; WGMD art. 12 lid 1
Essentie
1. Het hof (dat rekent vanaf het plegen van het delict) heeft miskend dat de termijn conform art. 6 lid 1 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) aanvangt op het moment waarop vanwege de Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze de verwachting kon ontlenen dat het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal instellen; toch geen cassatie, daar zo'n handeling zich niet eerder kan voordoen dan nadat uit feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden conform art. 27 Sv is voortgevloeid.
2. Ten onrechte heeft ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.