NJ 1987, 851
HR, 03-03-1987, nr. 80615
HR 03-03-1987, ECLI:NL:PHR:1987:AB8324
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
3 maart 1987
- Magistraten
Bronkhorst, De Waard, Keijzer, Meijers
- Zaaknummer
80615
- LJN
AB8324
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1987:AB8324, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 03‑03‑1987
ECLI:NL:PHR:1987:AB8324, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑03‑1987
- Wetingang
Sr art. 180; Sv art. 27; Sv art. 128; Sv art. 344 lid 1 onder 2°
Essentie
De ‘rechtmatige uitoefening’ conform art. 180 Sr; een ‘redelijk vermoeden van schuld’ conform art. 27 Sv kan ook hebben bestaan indien later blijkt dat de verdachte het feit niet heeft begaan of dat dit niet strafbaar was; het middel meent ten onrechte dat er bij de aanhouding binnen korte tijd na de waarneming van het feit en de daarbij gerezen verdenking geen sprake meer was van heterdaad conform art. 128 Sv; het hof mocht, gelet op diens kennis en ervaring, aannemen dat de verklaring van de opperwachtmeester, dat een verkeersovertreding werd gepleegd, niets ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.