NJ 1986, 737
HR, 11-03-1986, nr. 79359
HR 11-03-1986, ECLI:NL:PHR:1986:AC1906
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
11 maart 1986
- Magistraten
Van Der Ven, Bronkhorst, De Waard, Haak, Beekhuis, Meijers
- Zaaknummer
79359
- Conclusie
A-G Meijers
- LJN
AC1906
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Internationaal belastingrecht / Algemeen
EU-recht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1986:AC1906, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑03‑1986
ECLI:NL:PHR:1986:AC1906, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑03‑1986
- Wetingang
Sr art. 250ter; Sv art. 330; Sv art. 350; Sv art. 357; EVRM art. 5 lid 3; EVRM art. 6 lid 1; IVBP art. 14 lid 3 onder c
Essentie
1. Het verstrijken van een tijdsverloop van bijna 15 maanden tussen het instellen van het cassatieberoep en de behandeling door de HR levert geen schending van art. 6 lid 1 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) of van art. 14 lid 3 onder c Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBP) op; daaraan doet niet af de omstandigheid dat de verdachte sedert 19 jan. 1984 in voorarrest zit.
2. De opvatting dat een voorlopige hechtenis van onredelijk lange duur — ongeacht de voorzieningen welke voor een gedetineerde ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.