NJ 1985, 154
HR, 26-06-1984, nr. 76896
HR 26-06-1984, ECLI:NL:PHR:1984:AC8476
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
26 juni 1984
- Magistraten
Van Der Ven, Bronkhorst, De Groot, De Waard, Haak, Leijten
- Zaaknummer
76896
- LJN
AC8476
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
Bijzonder strafrecht / Fiscaal strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1984:AC8476, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑06‑1984
ECLI:NL:PHR:1984:AC8476, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑06‑1984
- Wetingang
Sv art. 27 lid 1; Sv art. 29 lid 2; Sv art. 120; Sv art. 121; Sv art. 122; Sv art. 123; Sv art. 124; Sv art. 146; Sv art. 155; Sv art. 338; Sv art. 359 lid 2; Pol.w art. 32
Essentie
1. 's Hofs oordeel dat het binnentreden niet ongeoorloofd was geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan als van feitelijke aard in cassatie niet verder worden getoetst.
2. Geen onjuiste opvatting omtrent een ‘redelijk vermoeden van schuld’ aan een verkeersmisdrijf.
3. Art. 120 Sv is uitsluitend geschreven ter waarborg van de onschendbaarheid van woningen in het belang van de bewoners en niet om ‘een verdachte tegen ongewilde medewerking aan zijn veroordeling’ te behoeden.
4. Binnentreden tegen de wil van de bewoner door een hulpofficier van Justitie met gebruikmaking van een last die door ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.