NJ 1984, 768
HR, 10-04-1984, nr. 76544
HR 10-04-1984, ECLI:NL:PHR:1984:AC1399
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
10 april 1984
- Magistraten
Van Der Ven, Bronkhorst, De Groot, Hermans, Haak, Leijten
- Zaaknummer
76544
- LJN
AC1399
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1984:AC1399, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑04‑1984
ECLI:NL:PHR:1984:AC1399, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑04‑1984
- Wetingang
Sr art. 1 lid 2; Sv art. 261; Sv art. 307; Sv art. 344 lid 1 onder 2°; Sv art. 344 lid 1 onder 5°; Sv art. 350; Sv art. 539a; Opiumwet art. 1 lid 4; Opiumwet art. 3 onder A
Essentie
1. De uitleg van de telastelegging geeft geen blijk van schending van in het bijzonder art. 1 Opiumwet; de niet-bewezen verklaarde passages zijn geen essentiele onderdelen van de telastelegging; toereikend bewijs van invoer in de zin van art. 1 lid 4 Opiumwet; de verklaring in het p.-v. is redengevend; de bewezenverklaring is niet innerlijk tegenstrijdig; toereikend bewijs van enige handeling gericht op de aflevering van de hennep.
2. Het ambtsedig p.-v. waarin verbalisanten verslag doen van hun aanwezigheid bij een verhoor door een Oostenrijkse politieambtenaar in Oostenrijk kon worden opgevat als relaas van eigen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.