NJ 1984, 653
HR, 13-12-1983, nr. 75380
HR 13-12-1983, ECLI:NL:PHR:1983:AC3321, m.nt. A.L. Melai
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
13 december 1983
- Magistraten
Van Der Ven, Bronkhorst, De Groot, Jeukens, Haak, Leijten
- Zaaknummer
75380
- Noot
A.L. Melai
- LJN
AC3321
- JCDI
JCDI:ADS117737:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1983:AC3321, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑12‑1983
ECLI:NL:PHR:1983:AC3321, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑12‑1983
- Wetingang
Sr art. 289; Sv art. 338; Sv art. 341 lid 1; Sv art. 342 lid 1; Sv art. 344 lid 1 onder 2°; Sv art. 350; Sv art. 359 lid 1; Sv art. 359 lid 3; Sv art. 359 lid 4 (oud)
Essentie
1. Verdachtes verklaring omtrent een kamer in zijn woning dient te worden begrepen als een beschrijving van die kamer en berust op feiten en omstandigheden, hem uit eigen wetenschap bekend.
2. De verklaringen van de getuige hebben feitelijke inhoud en berusten op eigen waarneming of ondervinding.
3. Het Hof heeft de in het p.-v. opgenomen getuigenverklaring, (waarin wordt verwezen naar een niet voor het bewijs gebezigde, eerder afgelegde verklaring) in samenhang met andere bewijsmiddelen als van voldoende feitelijke inhoud voor het bewijs kunnen bezigen.
4. De verklaring van de getuige in het p.-v., beginnende met ‘Ik was ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.