NJ 1984, 601
HR, 06-12-1983, nr. 75327, nr. 75329
HR 06-12-1983, ECLI:NL:PHR:1983:AB9595, m.nt. G.E. Mulder
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
6 december 1983
- Magistraten
Van Der Ven, Bronkhorst, De Groot, Jeukens, Haak, Leijten
- Zaaknummer
75327
75329
- Noot
G.E. Mulder
- LJN
AB9595
- JCDI
JCDI:ADS74079:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1983:AB9595, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 06‑12‑1983
ECLI:NL:PHR:1983:AB9595, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑12‑1983
- Wetingang
Essentie
1. De HR kan geen acht slaan op een eerst op de dag der terechtzitting ingekomen schriftuur.
2. 's Hofs uitleg der telastelegging ter zake van art. 137e Sr is niet onbegrijpelijk, aldus A-G Leijten.
3. Toereikend bewijs dat verdachte — lid van het Palestina-comite — moest vermoeden dat de afbeelding op de kaart, voorstellende een tweetal gedeeltelijk afgebeelde soldaten waarvan de ene helft wordt aangeduid met ‘Israel’, de andere met een hakenkruis, beledigend is voor Joden in het algemeen, aldus A-G Leijten.
4. Het Hof kon oordelen dat het ter openbaarmaking en verspreiding in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.