NJ 1982, 533
HR, 08-12-1981, nr. 73213
HR 08-12-1981, ECLI:NL:PHR:1981:AC0633, m.nt. G.E. Mulder
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
8 december 1981
- Magistraten
Moons, Van Der Ven, De Waard, Hermans, Jeukens, Remmelink
- Zaaknummer
73213
- Noot
G.E. Mulder
- LJN
AC0633
- JCDI
JCDI:ADS160458:1
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1981:AC0633, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑12‑1981
ECLI:NL:PHR:1981:AC0633, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑12‑1981
- Wetingang
Sv art. 27 lid 1; Sv art. 338; Opiumwet art. 9 lid 1 onder a
Essentie
1. De verwerping van een beroep op onrechtmatige bewijsgaring hoeft niet te steunen op bewijsmateriaal.
2. Het onrechtmatig verkregen bewijs-verweer is onvoldoende weerlegd; geen ‘redelijk vermoeden van schuld’ in de zin van art. 27 lid 1 Sv c.q. art. 9 lid 1 onder a Opiumwet.
Samenvatting
Ad 1. De opvatting dat bij vaststelling van feiten en omstandigheden, waarop de verwerping van een onrechtmatig verkregen bewijs-verweer steunt, deze moeten blijken uit de bewijsmiddelen, vindt geen steun in het recht, in het bijzonder niet in art. 359 lid 1 Sv.
Ad 2. Gang ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.