NJ 1981, 116
HR, 23-09-1980, nr. 71620
HR 23-09-1980, ECLI:NL:PHR:1980:AC6987, m.nt. G.E. Mulder
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
23 september 1980
- Magistraten
Moons, Van Der Ven, De Waard, Hermans, Jeukens
- Zaaknummer
71620
- Noot
G.E. Mulder
- LJN
AC6987
- JCDI
JCDI:ADS146138:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Internationaal belastingrecht / Algemeen
EU-recht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1980:AC6987, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 23‑09‑1980
ECLI:NL:PHR:1980:AC6987, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑09‑1980
- Wetingang
Sv art. 409 lid 1; Sv art. 412 lid 1; Sv art. 348; EVRM art. 6; IVBP art. 14; GW art. 66
Essentie
1. De betekenis van ‘berechting binnen redelijke termijn’ in art. 6 lid 1 Europees Verdrag Mensenrechten en art. 14 lid 3, onder c, Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten.
2. Niet-inachtneming van de artt. 409 lid 1 en 412 lid 1 Sv leidt niet tot nietigheid.
3. De strekking van de artt. 6 lid 1 en 14lid 3, onder c; art. 6 lid 1 geldt ook bij voortzetting der vervolging.
4. De directe werking van het Internationaal Verdrag.
5. Schending van art. 14 lid 3, onder c, leidt tot ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.