NJ 1979, 307
HR, 23-01-1979, nr. 69834
HR 23-01-1979, ECLI:NL:PHR:1979:AC6470, m.nt. G.E. Mulder
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
23 januari 1979
- Magistraten
Moons, Van Der Ven, Royer, Van Den Blink, De Waard
- Zaaknummer
69834
- Noot
G.E. Mulder
- LJN
AC6470
- JCDI
JCDI:ADS160357:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1979:AC6470, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 23‑01‑1979
ECLI:NL:PHR:1979:AC6470, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑01‑1979
- Wetingang
Essentie
De gedachtengang welke ten grondslag ligt aan Sv. art. 408; ‘dagvaarding’.
Samenvatting
Het onderscheid tussen Sv. art. 408, lid 1, onder a, enerzijds en de art. 408, lid 1, onder b en 408, lid 2 anderzijds berust op de gedachtengang dat: moet worden voorkomen dat de verdachte ten gevolge van een omstandigheid waarvoor hij niet verantwoordelijk kan worden gesteld de mogelijkheid zou worden ontnomen in hoger beroep te komen. Onder ‘dagvaarding’ in art. 408, lid 1, onder a, kan slechts worden verstaan de dagvaarding waarbij de zaak ter terechtzitting aanhangig wordt gemaakt. Art. 408, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.