NJ 1977, 557
HR, 15-02-1977, nr. 68586
HR 15-02-1977, ECLI:NL:PHR:1977:AC3994, m.nt. G.E. Mulder
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
15 februari 1977
- Magistraten
Moons, Fikkert, Bronkhorst, Royer, Van Den Blink
- Zaaknummer
68586
- Noot
G.E. Mulder
- LJN
AC3994
- JCDI
JCDI:ADS146122:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Bijzonder strafrecht / Fiscaal strafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1977:AC3994, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑02‑1977
ECLI:NL:PHR:1977:AC3994, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑02‑1977
- Wetingang
Essentie
Ambtsedig proces-verbaal van elkaar in hoger beroep tegensprekende getuigen.
In cassatie kan niet met vrucht worden opgekomen tegen een feitelijke uitlegging van requirants woorden in een ambtsedig proces-verbaal, nu deze met die woorden niet onverenigbaar is.
Art. 33a, derde lid, WVW is niet onverbindend.
Geen beslissing op een verweer op grond van art. 33a, vierde lid, WVW.
Schending van het gelijkheidsbeginsel ten aanzien van de strafoplegging?
Samenvatting
De waardering van de overtuigende kracht van een bewijsmiddel is voorbehouden aan de feitenrechter.
In het Nederlands recht is niet verankerd een onvoorwaardelijk recht of beginsel ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.