NJ 1974, 150
HR, 29-01-1974
HR 29-01-1974, ECLI:NL:PHR:1974:AB6298, m.nt. A.L. Melai
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
29 januari 1974
- Magistraten
Kazemier, Moons, Vroom, Van Der Ven, Enschede
- Zaaknummer
[1974-01-29/NJ_54564]
- Noot
A.L. Melai
- LJN
AB6298
- JCDI
JCDI:ADS117285:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1974:AB6298, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 29‑01‑1974
ECLI:NL:PHR:1974:AB6298, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑01‑1974
- Wetingang
Sv art. 297; Sv art. 298; Sv art. 348; Sv art. 350; Sv art. 416; EVRM art. 6
Essentie
Wat betekent ‘gezien de overige processtukken’? Verdachte is in hoger beroep niet ter terechtzitting ondervraagd; geen nietigheid.
Samenvatting
Uit de vermelding in het bestreden arrest: ‘Gezien de overige processtukken’ volgt niet dat het Hof op stukken die niet ter terechtzitting zijn voorgelezen of waarvan de korte inhoud aldaar niet mondeling is meegedeeld ten bezware van de requirant heeft acht geslagen en evenmin dat het Hof niet naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting heeft beraadslaagd. Nu in het procesverbaal van 's Hofs terechtzitting niet is vermeld dat de verdachte door de voorzitter is ondervraagd, moet aangenomen worden dat ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.