NJ 1973, 137
HR, 06-02-1973
HR 06-02-1973, ECLI:NL:PHR:1973:AB3901
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
6 februari 1973
- Magistraten
Kazemier, Moons, Fikkert, Van Der Ven, Enschede
- Zaaknummer
[1973-02-06/NJ_54027]
- LJN
AB3901
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Sancties
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1973:AB3901, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 06‑02‑1973
ECLI:NL:PHR:1973:AB3901, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑02‑1973
- Wetingang
Telegraaf- en Telefoonwet 1904 art. 3; Telegraaf- en Telefoonwet 1904 art. 20; Sr art. 36a; Sv art. 311
Essentie
Een machtiging van of vanwege de Minister als bedoeld in artt. 20 en 3 Telegraaf- en Telefoonwet. Omtrent een vordering tot onttrokkenverklaring aan het verkeer, waaraan geen gevolg gegeven wordt, behoeft niet bepaaldelijk te worden beslist.
Samenvatting
Bij art. 20, eerste lid, aanhef en onder b, Telegraaf- en Telefoonwet 1904 wordt hij die niet voor het openbaar verkeer bestemde radiotelegrafen en -telefonen aanlegt of gebruikt slechts strafbaar gesteld indien hij zulks doet ‘zonder de machtiging bij art. 3, eerste lid, gevorderd’, zodat — nu laatstgenoemde bepaling voor de aanleg en het gebruik daarvan vordert hetzij een machtiging ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.