NJ 1972, 90
HR, 08-06-1971: Bijlmer doodslag
HR 08-06-1971, ECLI:NL:PHR:1971:AB4152, m.nt. C. Bronkhorst (Bijlmer doodslag)
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
8 juni 1971
- Magistraten
Van Der Loos, Kazemier, Fikkert, Van Dijk, Van Der Ven
- Zaaknummer
[1971-06-08/NJ_53462]
- Conclusie
A-G Kist
- Noot
C. Bronkhorst
- LJN
AB4152
- Roepnaam
Bijlmer doodslag
- JCDI
JCDI:ADS160140:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1971:AB4152, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑06‑1971
ECLI:NL:PHR:1971:AB4152, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑06‑1971
- Wetingang
Sr art. 1; Sr art. 2; Sr art. 3; Sr art. 4; Sr art. 5; Sr art. 6; Sr art. 7; Sr art. 8; Sr art. 9; Sr art. 10; Sr art. 11; Sr art. 12; Sr art. 13; Sr art. 14; Sr art. 15; Sr art. 16; Sr art. 17; Sr art. 18; Sr art. 19; Sr art. 20; Sr art. 21; Sr art. 22; Sr art. 23; Sr art. 24; Sr art. 25; Sr art. 26; Sr art. 27; Sr art. 28; Sr art. 29; Sr art. 30; Sr art. 31; Sr art. 32; Sr art. 33; Sr art. 34; Sr art. 35; Sr art. 36; Sr art. 37; Sr art. 38; Sr art. 39; Sr art. 40; Sr art. 41; Sr art. 42; Sr art. 43; Sr art. 44; Sr art. 45; Sr art. 46; Sr art. 47; Sr art. 48; Sr art. 49; Sr art. 50; Sr art. 51; Sr art. 52; Sr art. 53; Sr art. 54; Sr art. 55; Sr art. 56; Sr art. 57; Sr art. 58; Sr art. 59; Sr art. 60; Sr art. 61; Sr art. 62; Sr art. 63; Sr art. 64; Sr art. 65; Sr art. 66; Sr art. 67; Sr art. 68; Sr art. 69; Sr art. 70; Sr art. 71; Sr art. 72; Sr art. 73; Sr art. 74; Sr art. 75; Sr art. 76; Sr art. 77; Sr art. 78; Sr art. 79; Sr art. 80; Sr art. 81; Sr art. 82; Sr art. 83; Sr art. 84; Sr art. 85; Sr art. 86; Sr art. 87; Sr art. 88; Sr art. 89; Sr art. 90; Sr art. 91; Sr art. 287
Essentie
Oorzakelijk verband en (voorwaardelijk) opzet op de dood van het slachtoffer uit de bewijsmiddelen kon worden afgeleid.
Samenvatting
Uit de inhoud der gebezigde bewijsmiddelen kan volgen, dat de in de bewezenverklaring nader omschreven gedragingen van requirant de gezondheid van v.d.E. aan een zo ernstig gevaar hebben blootgesteld, dat de kort daarop ingetreden dood van die v.d.E — ook indien deze niet aan een hartafwijking zou hebben geleden — als een redelijkerwijs te verwachten gevolg van die gedragingen kan worden aangemerkt.
Voorts heeft het Hof uit het totaal van de feiten en omstandigheden, opgesomd in de twaalfde overweging van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.