NJ 1972, 82
HR, 20-04-1971: Spoorwegovergang I
HR 20-04-1971, ECLI:NL:PHR:1971:AB5384, m.nt. C. Bronkhorst (Spoorwegovergang I,Oosthuizense spoorwegovergang)
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
20 april 1971
- Magistraten
Van Der Loos, Moons, Fikkert, Van Dijk, Van Der Veen
- Zaaknummer
[1971-04-20/NJ_53454]
- Conclusie
P-G Langemeijer
- Noot
C. Bronkhorst
- LJN
AB5384
- Roepnaam
Spoorwegovergang I
Oosthuizense spoorwegovergang
- JCDI
JCDI:ADS160133:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Sancties
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1971:AB5384, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑04‑1971
ECLI:NL:PHR:1971:AB5384, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑04‑1971
- Wetingang
Sr art. 1; Sr art. 2; Sr art. 3; Sr art. 4; Sr art. 5; Sr art. 6; Sr art. 7; Sr art. 8; Sr art. 9; Sr art. 10; Sr art. 11; Sr art. 12; Sr art. 13; Sr art. 14; Sr art. 15; Sr art. 16; Sr art. 17; Sr art. 18; Sr art. 19; Sr art. 20; Sr art. 21; Sr art. 22; Sr art. 23; Sr art. 24; Sr art. 25; Sr art. 26; Sr art. 27; Sr art. 28; Sr art. 29; Sr art. 30; Sr art. 31; Sr art. 32; Sr art. 33; Sr art. 34; Sr art. 35; Sr art. 36; Sr art. 37; Sr art. 38; Sr art. 39; Sr art. 40; Sr art. 41; Sr art. 42; Sr art. 43; Sr art. 44; Sr art. 45; Sr art. 46; Sr art. 47; Sr art. 48; Sr art. 49; Sr art. 50; Sr art. 51; Sr art. 52; Sr art. 53; Sr art. 54; Sr art. 55; Sr art. 56; Sr art. 57; Sr art. 58; Sr art. 59; Sr art. 60; Sr art. 61; Sr art. 62; Sr art. 63; Sr art. 64; Sr art. 65; Sr art. 66; Sr art. 67; Sr art. 68; Sr art. 69; Sr art. 70; Sr art. 71; Sr art. 72; Sr art. 73; Sr art. 74; Sr art. 75; Sr art. 76; Sr art. 77; Sr art. 78; Sr art. 79; Sr art. 80; Sr art. 81; Sr art. 82; Sr art. 83; Sr art. 84; Sr art. 85; Sr art. 86; Sr art. 87; Sr art. 88; Sr art. 89; Sr art. 90; Sr art. 91; WVW art. 36
Essentie
Zwaar lichamelijk letsel dat mede door het gedrag van de getroffen persoon is ontstaan kon als gevolg van de botsing worden aangemerkt.
Samenvatting
Uit de inhoud der gebezigde bewijsmiddelen heeft het Hof kunnen afleiden, dat aan requirant van zijn wijze van rijden een zodanig verwijt kan worden gemaakt, dat die wijze van rijden als ‘hoogst onachtzaam, onvoorzichtig, onoplettend’ is aan te merken.
De in de stelling, waarop de onderdelen b en c van het primair voorgestelde middel berusten, vermelde gedragingen van meergenoemde van Es — welke, naar uit de bewijsmiddelen kan volgen er mede toe hebben geleid ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.