NJ 1971, 322
HR, 26-01-1971
HR 26-01-1971, ECLI:NL:PHR:1971:AB5999, m.nt. W.F. Prins
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
26 januari 1971
- Magistraten
Van Der Loos, Moons, Fikkert, Van Dijk, Van Der Ven
- Zaaknummer
[1971-01-26/NJ_53196]
- Noot
W.F. Prins
- LJN
AB5999
- JCDI
JCDI:ADS160137:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1971:AB5999, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑01‑1971
ECLI:NL:PHR:1971:AB5999, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑01‑1971
- Wetingang
Sr art. 37; Sr art. 38; Sr art. 39; Sr art. 40; Sr art. 41; Sr art. 42; Sr art. 43; Sr art. 44; Prijzenwet art. 1
Essentie
‘De minister die het mede aangaat’ in de zin van art. 1 Prijzenwet. Geen verontschuldigbare dwaling omtrent de wederrechtelijkheid.
Samenvatting
Met de woorden ‘zodanige bemoeienis dat’ heeft het Hof tot uitdrukking gebracht, dat de bemoeienis van de Minister met de goederen en diensten, waarop het prijsvoorschrift betrekking heeft, bezien in het geheel van de aan de bewindsman opgedragen overheidszorg, van voldoende belang moet zijn wil daaruit voortvloeien, dat het regelen van de prijzen van die goederen en diensten hem mede aangaat in de zin van art. 1 Prijzenwet.
Voorts wordt, wanneer het Hof spreekt over het ‘eigen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.