HR, 13-03-2012, nr. S 10/00906
ECLI:NL:HR:2012:BT7076
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
13-03-2012
- Zaaknummer
S 10/00906
- LJN
BT7076
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2012:BT7076, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑03‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BT7076
- Vindplaatsen
Uitspraak 13‑03‑2012
Inhoudsindicatie
Bewijsklacht. Nu van enkele bewijsmiddelen niet de inhoud is weergegeven is niet voldaan aan art. 359.3 jo. art. 415 Sv. De zaak wordt verwezen. De HR merkt op dat het Hof rekening moet houden met de nog op prejudiciële vragen te geven antwoorden van het HvJEU in de zaak Lebara Ltb (zaaknummer C-520/10) waarin het o.m. gaat om de vraag of het verlenen van een recht om te bellen (telefoonkaartverkoop) als een belastbare dienst moet worden aangemerkt.
13 maart 2012
Strafkamer
nr. S 10/00906
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 22 juli 2009, nummer 21/002019-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], gevestigd te [vestigingsplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
1.2. De raadsvrouwe heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het derde middel
2.1. Het middel klaagt dat niet alle bewijsmiddelen de inhoud weergeven van de geschriften waarnaar die bewijsmiddelen verwijzen.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"1. zij in de periode van 1 juli 2001 tot en met 6 mei 2004 te Breda en/of Heerlen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake Rijksbelastingen, te weten aangiften voor de omzetbelasting over de maanden juli 2001 tot en met april 2004 (op naam van [verdachte]) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan,
immers heeft verdachte en haar mededader telkens opzettelijk op de bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Breda ingeleverde aangiftebiljet omzetbelasting over genoemde maanden juli 2001 tot en met april 2004 telkens een te laag belastbaar bedrag aan belasting opgegeven, terwijl die feiten telkens er toe strekten dat te weinig belasting werd geheven;
3. zij in de periode van 1 juli 2001 tot en met 21 juni 2004 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke onder meer bestond uit verdachte en [medeverdachte 3] en [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] en [medeverdachte 2], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het opmaken en/of gebruiken van valse en/of vervalste verkoopfacturen ten name van [A] en het niet juist en/of onvolledig doen van aangiften Omzetbelasting ten name van [verdachte]."
2.2.2. De in het middel bedoelde bewijsmiddelen 19 tot en met 21 zijn in de aanvulling op het verkort arrest als volgt weergegeven:
"19. aangiften omzetbelasting van [A] B.V. te Oosterhout - als bijlagen D-001 tot en met D-004 gevoegd in de ordner met opschrift "dossier 26.509 - bijlagen taps - observaties" - over de tijdvakken juli tot en met oktober 2001, ondertekend door of namens [betrokkene 4], [betrokkene 5], [B] te Breda, door het hof te bezigen als schriftelijke bescheiden als bedoeld in artikel 344 van het Wetboek van Strafvordering.
20. aangiften omzetbelasting van [verdachte] te Oosterhout - als bijlagen D-005 tot en met D-011 gevoegd in de ordner met opschrift "dossier 26.509 - bijlagen taps - observaties" - over de tijdvakken november 2001 tot en met mei 2002, ondertekend door of namens [betrokkene 4], [betrokkene 5], [B] te Breda, door het hof te bezigen als schriftelijke bescheiden als bedoeld in artikel 344 van het Wetboek van Strafvordering.
21. aangiften omzetbelasting van [verdachte] te Oosterhout - als bijlagen D-012 tot en met D-035 gevoegd in de ordner met opschrift "dossier 26.509 - bijlagen taps - observaties" - over de tijdvakken juni 2002 tot en met april 2004, ondertekend door [medeverdachte 3], door het hof te bezigen als schriftelijke bescheiden als bedoeld in artikel 344 van het Wetboek van Strafvordering."
2.3. Nu het bestreden arrest niet de inhoud van die bewijsmiddelen behelst is niet voldaan aan het in art. 359, derde lid, Sv in verbinding met art. 415 Sv neergelegde, ook in hoger beroep toepasselijke voorschrift dat de beslissing dat het feit door de verdachte is begaan moet steunen op de inhoud van de in de uitspraak opgenomen bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
2.4. Het middel is in zoverre terecht voorgesteld.
2.5. Het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch waarnaar de zaak zal worden verwezen, zal bij het opnieuw berechten en afdoen van de zaak rekening dienen te houden met hetgeen het Hof van Justitie van de Europese Unie zal antwoorden op de prejudiciële vragen die zijn gesteld in de zaak Lebara Ltd (zaaknummer C-520/10).
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de middelen voor het overige geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 13 maart 2012.