NJ 1970, 148
HR, 16-12-1969
HR 16-12-1969, ECLI:NL:PHR:1969:AB5037
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
16 december 1969
- Magistraten
Feber, Van Der Loos, Kazemier, Moons, Fikkert
- Zaaknummer
[1969-12-16/NJ_52550]
- LJN
AB5037
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1969:AB5037, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 16‑12‑1969
ECLI:NL:PHR:1969:AB5037, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑12‑1969
- Wetingang
Sv art. 326
Essentie
Kennelijke vergissing in p.-v. van t.r.z. van Hof. Voorschrift van art. 326 lid 2 Sv. niet op straffe van nietigheid gegeven.
Samenvatting
In het p.-v. van de t.r.z. van het Hof van 20 maart 1969 staat vermeld:
Verd., door de voorzitter ondervraagd, verklaart: ‘Ik blijf, wat het mij onder 1e telastegelegde betreft bij mijn dienaangaande t. t.r.z. in eerste aanleg afgelegde verklaring, zoals deze mij thans uit het p.-v. van die t.r.z. wordt voorgehouden’. (De voorzitter houdt aan verd. voor diens verklaring zoals deze is opgenomen in het in deze zaak opgemaakte p.-v. van de t.r.z. in eerste aanleg). ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.