NJ 1968, 378
HR, 16-01-1968
HR 16-01-1968, ECLI:NL:PHR:1968:AB4970, m.nt. C. Bronkhorst
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
16 januari 1968
- Magistraten
Feber, Eijssen, De Meijere, Moons, Ras
- Zaaknummer
[1968-01-16/NJ_51830]
- Noot
C. Bronkhorst
- LJN
AB4970
- JCDI
JCDI:ADS74001:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1968:AB4970, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 16‑01‑1968
ECLI:NL:PHR:1968:AB4970, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑01‑1968
- Wetingang
EVRM art. 6; Sv art. 162
Essentie
De regeling van art. 6, lid 3 onder a en b, Verdrag van Rome eist niet dat in de t.l.l. wordt verwezen naar de desbetreffende strafbepalingen.
Samenvatting
Deze regeling, vervat in de onderdelen a en b van het derde lid van art. 6 Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, beide onderdelen bezien in onderling verband en samenhang, komt, voor zover hier van belang, daarop neer dat aan een ieder, die wegens een strafbaar feit wordt vervolgd, met het oog op zijn verdediging de nodige informatie moet worden verstrekt niet alleen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.