NJ 1968, 49
HR, 20-06-1967
HR 20-06-1967, ECLI:NL:PHR:1967:AB5393, m.nt. L.H.H. van Eijck
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
20 juni 1967
- Magistraten
Feber, Kazemier, Eijssen, Moons, Ras
- Zaaknummer
[1967-06-20/NJ_51501]
- Noot
L.H.H. van Eijck
- LJN
AB5393
- JCDI
JCDI:ADS48940:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1967:AB5393, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑06‑1967
ECLI:NL:PHR:1967:AB5393, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑06‑1967
- Wetingang
Sv art. 358; Sv art. 359; Sr art. 37; Sr art. 38; Sr art. 39; Sr art. 40; Sr art. 41; Sr art. 42; Sr art. 43; Sr art. 44
Essentie
Verwerping van verweer (beroep op afwezigheid van schuld) niet naar behoren met redenen omkleed.
Samenvatting
De verklaring van rekw., voor zover zakelijk inhoudende dat hij om een aanrijding met de DAF, die onverwachts een wielrijdster ging inhalen, te vermijden naar rechts heeft moeten uitwijken en toen een aanrijding met het slachtoffer R. niet meer kon voorkomen, is aan te merken als een verweer — immers als een beroep op een strafuitsluitingsgrond — als bedoeld in art. 358, derde lid, Sv. De overweging van de Rb., dat zij het ongeval ‘eerder ziet als een gevolg van onervarenheid van verdachte’, laat ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.