NJ 1968, 48
HR, 18-04-1967
HR 18-04-1967, ECLI:NL:PHR:1967:AB5185, m.nt. D. van Eck
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
18 april 1967
- Magistraten
Feber, Kazemier, Eijssen, De Meijere, Ras
- Zaaknummer
[1967-04-18/NJ_51500]
- Noot
D. van Eck
- LJN
AB5185
- JCDI
JCDI:ADS48937:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1967:AB5185, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑04‑1967
ECLI:NL:PHR:1967:AB5185, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑04‑1967
- Wetingang
Sr art. 37; Sr art. 38; Sr art. 39; Sr art. 40; Sr art. 41; Sr art. 42; Sr art. 43; Sr art. 44; Sv art. 358; Sv art. 359
Essentie
Ontslag van rechtsvervolging wegens afwezigheid van alle schuld voldoende gemotiveerd.
Samenvatting
De Rb. op in cassatie onaantastbare wijze vaststellende, dat aannemelijk is geworden dat gerekw. in een door een tegenligger veroorzaakte noodsituatie heeft gemeend te moeten handelen gelijk door de Rb. in haar overweging nader is aangegeven (zie arrest, Red..), heeft daarmede kennelijk tevens tot uitdrukking willen brengen, dat gerekw. in die situatie aldus ook heeft mogen handelen, zonder dat hem daarvan rechtens een verwijt kan worden gemaakt. De overweging van de Rb., aldus verstaan, kan haar beslissing dragen.*
* Zie de noot onder dit arrest (Red.)