NJ 1967, 293
HR, 29-11-1966
HR 29-11-1966, ECLI:NL:PHR:1966:AB6380, m.nt. D. van Eck
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
29 november 1966
- Magistraten
Feber, Kazemier, De Meijere, Moons, Ras
- Zaaknummer
[1966-11-29/NJ_51261]
- Noot
D. van Eck
- LJN
AB6380
- JCDI
JCDI:ADS145698:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Sancties
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1966:AB6380, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 29‑11‑1966
ECLI:NL:PHR:1966:AB6380, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑11‑1966
- Wetingang
Sr art. 55; WVR art. 23 lid 4; WVW art. 25
Essentie
Art. 23, lid 4 aanhef en onder b, WVR is t.o.v. art 25 WVW te beschouwen als een bijzondere strafbepaling in de zin van art. 55, lid 2, Sr.
Samenvatting
De Rb. was terecht van oordeel, dat art. 23, vierde lid, aanhef en onder b, WVR t.o.v. art. 25 WVW is te beschouwen als een bijzondere strafbepaling in de zin van art. 55, tweede lid, Sr. Zulks brengt met zich dat de Rb., vaststellend dat in het gepleegde feit alle bestanddelen van het in de bijzondere strafbepaling ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.