NJ 1967, 324
HR, 25-10-1966
HR 25-10-1966, ECLI:NL:PHR:1966:AB5970
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
25 oktober 1966
- Magistraten
Feber, Kazemier, Eijssen, Moons, Ras
- Zaaknummer
[1966-10-25/NJ_51292]
- LJN
AB5970
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1966:AB5970, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 25‑10‑1966
ECLI:NL:PHR:1966:AB5970, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑10‑1966
- Wetingang
Sr art. 350 lid 2; Sv art. 430
Essentie
‘Wederrechtelijk’ in de zin van art. 250 lid 2 Sr Zuivere vrijspraak.
Samenvatting
Het Hof heeft gerekw.'s handelen getoetst aan de voorwaarden genoemd in art. 4, eerste lid, aanhef en sub b Wet op de dierenbescherming, waaronder de voorwaarde dat de honden een onmiddellijk gevaar vormen voor zich in het veld bevindende dieren, waarvan de instandhouding gewenst is. Het Hof heeft de vraag of aan laatstbedoelde voorwaarde was voldaan bevestigend beantwoord op grond van hetgeen het Hof als voormeld omtrent het gedrag van de honden heeft vastgesteld, gevoegd bij de omstandigheid dat in de nabije bossen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.