NJ 1965, 75
HR, 02-06-1964
HR 02-06-1964, ECLI:NL:PHR:1964:AB3517
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
2 juni 1964
- Magistraten
Feber, Westerouen Van Meeteren, Kazemier, Eijssen, De Meijere
- Zaaknummer
[1964-06-02/NJ_50087]
- LJN
AB3517
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1964:AB3517, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 02‑06‑1964
ECLI:NL:PHR:1964:AB3517, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑06‑1964
- Wetingang
GW art. 175; RO art. 20; RO art. 101
Essentie
Cassatie vonnis Ktr. wegens het ontbreken van enige motivering van de toewijzing van de vordering van de beledigde partij.
Samenvatting
Ambtshalve: Deze nieuwe regeling (van de Wet van 20 juni 1963, S. 272, Red.) wijst er duidelijk op, dat bij den wetgever van 1963 niet de bedoeling heeft voorgezeten om, met beperking van de voordien geldende cassatiegronden met betrekking tot vonnissen van de kantonrechters, als zodanig buiten effect te stellen de bepaling van art. 20 RO laatste lid krachtens hetwelk in alle gevallen de vonnissen en arresten zo in burgerlijke als in strafzaken moeten zijn ingericht volgens de voorschriften ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.