NJ 1936, 50
HR, 29-04-1935: Medemblikse schoolhoofd
HR 29-04-1935, ECLI:NL:HR:1935:145, m.nt. W.P.J. Pompe (Medemblikse schoolhoofd)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
29 april 1935
- Magistraten
Mrs. Jhr. Feith, Taverne, Schepel, Servatius en Donner;
- Zaaknummer
[1935-04-29/NJ_131095]
- Conclusie
A-G Van Lier
- Noot
W.P.J. Pompe
- Roepnaam
Medemblikse schoolhoofd
- JCDI
JCDI:ADS160057:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
Archief (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1935:145, Uitspraak, Hoge Raad, 29‑04‑1935
- Wetingang
Essentie
Bevestiging van het vonnis a quo bij ongelijkheid in opvatting omtrent de feitelijke beteekenis der t.l.l. Oplichting van iemand op wien de dader een vordering heeft. Strafmotiveering.
Samenvatting
De door het Hof gehuldigde feitelijke opvatting van het telastegelegde is met de bewoordingen der t.l.l. niet in strijd.
Het is geheel onverschillig of de feitelijke opvatting van het telastegelegde bij het Hof volkomen gelijk is aan die der Rechtb., daar het Hof geheel zelfstandig de feitelijke beteekenis der t.l.l. vaststelt en niet gebonden is aan hetgeen de Rechtb. dienaangaande zou hebben vastgesteld en aangenomen.
Een en ander staat ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.