Hof Amsterdam, 30-09-2020, nr. 23-000576-19
ECLI:NL:GHAMS:2020:3071
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
30-09-2020
- Zaaknummer
23-000576-19
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2020:3071, Uitspraak, Hof Amsterdam, 30‑09‑2020; (Hoger beroep)
Na terugverwijzing door: ECLI:NL:HR:2019:174
Uitspraak 30‑09‑2020
Inhoudsindicatie
Terugwijzing HR (ECLI:NL:HR:2019:174). Vrijspraak ter zake van de onder 1 primair tenlastegelegde openljike geweldpleging. Veroordeling ter zake van de onder 1 subsidiair tenlastegelegde mishandeling van een PI-medewerker (art. 300 Sr).
Partij(en)
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000576-19
datum uitspraak: 30 september 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen – na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden – op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 27 augustus 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-689789-14 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
verblijfs- en postadres: [adres 1].
Procesgang
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte bij vonnis van 27 augustus 2015 voor het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde (kort gezegd: openlijke geweldpleging met enig letsel tot gevolg en bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest. Namens de verdachte is op 3 september 2015 tegen dat vonnis hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof Amsterdam heeft in hoger beroep bij arrest van 9 mei 2017 het vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan en de verdachte voor het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden. Namens de verdachte is op 22 mei 2017 tegen dat arrest beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 5 februari 2019 (ECLI:NL:HR:2019:174) het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 9 mei 2017 vernietigd, doch uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging, en de zaak naar het gerechtshof Amsterdam teruggewezen teneinde deze in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen, en het cassatieberoep voor het overige verworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en, na terugwijzing, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 juni 2020 en 30 september 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover het de bewijsvraag betreft thans nog aan het oordeel van het hof onderworpen, tenlastegelegd dat:
1.
primair hij op of omstreeks 03 maart 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten het woongebouw "[plek]" van Penitentiaire Inrichting Amsterdam Over-Amstel aan de [adres 2], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer medewerker(s) van Penitentiaire Inrichting Amsterdam Over-Amstel vermeld onder nummer(s) 2998307 en/of 2998310 en/of 2998312 en/of 2998319 en/of 2998320 en/of 2998323 en/of 2998344 welk geweld bestond uit
- het eenmaal of meermalen schoppen en/of trappen tegen het (achter)hoofd, in elk geval het lichaam, en/of
- het eenmaal of meermalen geven van (een) zogenaamde "kopsto(o)t(en)" en/of
- het eenmaal of meermalen bijten, in de arm, in elk geval het lichaam, en/of
- het eenmaal of meermalen (met gebalde vuist) stompen en/of slaan tegen en/of op het (achter)hoofd, in elk geval het lichaam,
van voornoemde medewerker(s) 2998307 en/of 2998310 en/of 2998312 en/of 2998319 en/of 2998320, en/of 2998323 en/of 2998344 waarbij hij, verdachte,
- eenmaal of meermalen heeft geschopt en/of getrapt en/of (met gebalde vuist) heeft gestompt en/of geslagen tegen het (achter)hoofd, in elk geval het lichaam van voornoemde medewerker(s) 2998310 en/of 2998319 en/of 2998320, en/of
- eenmaal of meermalen (met kracht) heeft gebeten in en/of op de (linker)arm van voornoemde medewerker 2998344,
welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel, bestaande uit
- een of meer verwonding(en) aan en/of op de (linker)arm van voornoemde 2998344 en/of
- een of meer verwonding(en) aan en/of op het (linker)oor, althans het (achter)hoofd van voornoemde 2998320 en/of
- een of meer verwonding(en) aan en/of op het gezicht van voornoemde 2998319 en/of
- verwonding(en) aan en/of op het (linker)oor, althans het (achter)hoofd van voornoemde 2998310 ten gevolge heeft gehad;
subsidiair hij op of omstreeks 03 maart 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen een of meer perso(o)n(en) (te weten medewerker(s) van Penitentiaire Inrichting Amsterdam Over-Amstel vermeld onder nummer(s) 2998307 en/of 2998310 en/of 2998312 en/of 2998319 en/of 2998320 en/of 2998323 en/of 2998344) (telkens) opzettelijk heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit
- het eenmaal of meermalen schoppen en/of trappen en/of
- het eenmaal of meermalen (met gebalde vuist) stompen en/of slaan tegen en/of op het gezicht en/of het (achter)hoofd, in elk geval het lichaam, en/of
- het eenmaal of meermalen bijten in en/of op een arm en/of
- het eenmaal of meermalen geven van (een) zogenaamde "kopsto(o)t(en)" tegen en/of op het (achter)hoofd van voornoemde 2998307 en/of 2998310 en/of 2998312 en/of 2998319 en/of 2998320 en/of 2998323 en/of 2998344,
waardoor voornoemde 2998307 en/of 2998310 en/of 2998312 en/of 2998319 en/of 2998320 en/of 2998323 en 2998344 letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal, voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen, worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging komt dan de rechtbank.
Vrijspraak van het onder 1 primair tenlastegelegde
Het hof is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen de verdachte onder 1 primair ten laste is gelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken. Nu de advocaat-generaal dit ook heeft gevorderd, terwijl dit eveneens is bepleit door de raadsvrouw, wordt dit oordeel niet nader gemotiveerd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 3 maart 2014 te Amsterdam een medewerker van Penitentiaire Inrichting Amsterdam Over-Amstel vermeld onder nummer 2998344 opzettelijk heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het bijten in een arm, waardoor voornoemde 2998344 letsel heeft bekomen.
Hetgeen onder 1 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 subsidiair en onder 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren (subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis), waarvan 120 uren (subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis) voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan het voorwaardelijke strafdeel als bijzondere voorwaarden worden verbonden i) reclasseringstoezicht, ii) het wonen in een begeleide woonvorm en iii) aanmelding bij en begeleiding door Amsta (of een soortgelijke instelling) in verband met de licht verstandelijke beperking van de verdachte.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep te kennen gegeven dat zij zich volledig in de door de advocaat-generaal gevorderde – deels voorwaardelijke – straf kan vinden en heeft het hof verzocht dienovereenkomstig te beslissen. Zij heeft het hof wel verzocht om in de bijzondere voorwaarden tevens op te nemen dat aan de verdachte een 24-uurscoach wordt toegewezen, omdat in het verleden is gebleken dat de verdachte (opnieuw) de fout in kan gaan als hij geen contact kan krijgen met een hulpverlener.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een detentie schuldig gemaakt aan de mishandeling van een medewerker van een penitentiaire inrichting. Tijdens een zeer chaotische en gewelddadige situatie waarin verschillende gedetineerden zich tegen het personeel van de inrichting keerden, heeft de verdachte de betreffende penitentiaire inrichtingswerker in de arm gebeten. Door aldus te handelen heeft hij niet alleen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, die hierdoor vervelend letsel heeft bekomen, maar ook blijk gegeven van een gebrek aan respect voor het gezag van deze medewerker, die op dat moment samen met zijn collega’s alles in het werk stelde om de orde en de veiligheid in de inrichting te herstellen. Kort hierna heeft de verdachte bovendien de directrice van de inrichting met de dood bedreigd. Aldus heeft hij een voor deze gezagdrager, die gewoon haar functie uitoefende, beangstigende en intimiderende situatie in het leven geroepen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 18 september 2020 is hij op 27 februari 2014 voor onder andere mishandeling en bedreiging, gepleegd in 2013 veroordeeld. De veroordeling is op 14 maart 2014 onherroepelijk geworden. Deze veroordeling weegt in zijn nadeel. Mede in dat licht zou normaliter oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur op zijn plaats zijn geweest. Nu er sinds het bewezenverklaarde inmiddels ruim 6 jaren zijn verstreken, acht het hof een taakstraf meer aangewezen, maar wel één van de maximale omvang.
Blijkens de verschillende omtrent de verdachte opgemaakte rapporten, waaronder – meest recent – het rapport van Leger des Heils, Jeugdbescherming & Reclassering, van 16 september 2020, kampt de verdachte met diverse problematiek. Hij is behept met een verstandelijke beperking en een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken, waardoor hij moeite heeft sociale situaties in te schatten en impulsief reageert, hetgeen tot agressief gedrag kan leiden. Ook op andere leefgebieden kent hij problemen. De verdachte had (tot voor kort) geen vaste woon- of verblijfplaats. Thans verblijft hij (tijdelijk) bij zijn vriendin. De reclassering acht het echter aangewezen dat de verdachte gaat wonen in een begeleide woonvorm met LVB-expertise, omdat hem daar onder strikt toezicht steunende-structurende begeleiding kan worden geboden. Daarbij komt dat de verdachte geen zinvolle dagbesteding heeft en geen of slechts beperkte startkwalificaties voor de arbeidsmarkt. Ook hierin dient verandering te komen.
In het verleden zijn er binnen en buiten strafrechtelijke kaders diverse trajecten van behandeling en begeleiding met de verdachte opgestart, al dan niet na plaatsingen in een begeleide woonvorm. Niet zelden zijn deze trajecten en plaatsingen voortijdig beëindigd vanwege een gebrek aan motivatie en participatie of recidive van de verdachte. De verdachte heeft er op de terechtzittingen in hoger beroep op 30 juni 2020 en 30 september 2020 blijk van gegeven dat hij dat nu inziet. Ook heeft hij verklaard gemotiveerd te zijn onder toezicht van de reclassering een nieuw traject in te gaan om op het rechte pad te blijven. Die hernieuwde motivatie wordt onderstreept door de certificaten en diploma’s die de verdachte tijdens zijn recente detentie heeft weten te behalen. Reclasseringswerker [naam] heeft zich op de terechtzitting in hoger beroep bereid verklaard om de uitdaging, indien het hof daartoe opdracht zou geven, andermaal met de verdachte aan te gaan. [naam] heeft het hof geadviseerd daarbij de voorwaarden te stellen die door de advocaat-generaal worden voorgestaan. Zijns inziens is een strak kader gewenst en moet ook gedacht worden aan ambulante behandeling door een psycholoog.
Het hof zal, alles afwegend, de advocaat-generaal volgen in zijn eis en de helft van de op te leggen taakstraf in voorwaardelijke vorm gieten. Daarbij zullen de voorwaarden worden gesteld die door de reclassering zijn geadviseerd. De verdachte dient zich te realiseren dat hem hiermee een grote kans wordt geboden om onder begeleiding van de hulpverlening zijn leven eindelijk op maatschappelijk aanvaardbare wijze vorm te geven. Als de verdachte, zoals hij heeft laten weten, nu écht een delictvrij bestaan wil opbouwen, is het zaak dat hij deze kans met beide handen aanpakt en zich tot het uiterste inspant om het traject dat hij onder toezicht van de reclassering zal ingaan, tot een goed einde te brengen. Het is immers maar zeer de vraag of de verdachte in de toekomst nog een dergelijke kans zal worden gegund.
Aan het verzoek van de raadsvrouw om in de bijzondere voorwaarden op te nemen dat aan de verdachte een 24-uurscoach wordt toegewezen zal het hof niet voldoen. Wel oppert het hof de mogelijkheid dat bij het intakegesprek met de toezichthouder in aanwezigheid van de raadsvrouw wordt bezien of er voor begeleiding van een dergelijke coach mogelijkheden kunnen worden gevonden.
Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde misdrijf is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. Het hof is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom zo een misdrijf zal begaan. Daartoe is de aard van de persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte redengevend, maar ook dat de verdachte ook na 2014 nog is veroordeeld terzake van een misdrijf met een geweldscomponent. Om die redenen zal het hof de dadelijke uitvoerbaarheid van het reclasseringstoezicht en de te stellen bijzondere voorwaarden bevelen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan diens oordeel onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot 120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- zich meldt bij Leger des Heils, Jeugdbescherming & Reclassering ([naam]), zo vaak en zo lang als die instelling dat nodig acht, en zich houdt aan de aanwijzingen die hem door of namens zijn toezichthouder worden gegeven;
- meewerkt aan de plaatsing in een door de reclassering aan te wijzen instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang (met expertise op het gebied van personen met een verstandelijke beperking) en daar vervolgens verblijft en zich daarbij houdt aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld, één en ander zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich onder begeleiding stelt van Amsta (of een soortgelijke instelling met expertise op het gebied van personen met een verstandelijke beperking), zulks zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, en zich houdt aan de afspraken en aanwijzingen die hem door of namens die instelling worden gegeven;
- zich voor zijn persoonlijkheids- en agressieproblematiek onder ambulante behandeling stelt van een door de reclassering aan te wijzen psycholoog, indien en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat voormelde voorwaarden en het uit te oefenen reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. M.L.M. van der Voet en mr. J.W.P. van Heusden, in tegenwoordigheid van mr. A.S.E. Evelo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 september 2020.
mr. J.W.P. van Heusden is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.