Rb. Utrecht, 11-08-2010, nr. 276289 / HA ZA 09-2473
ECLI:NL:RBUTR:2010:BN3793
- Instantie
Rechtbank Utrecht
- Datum
11-08-2010
- Zaaknummer
276289 / HA ZA 09-2473
- LJN
BN3793
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBUTR:2010:BN3793, Uitspraak, Rechtbank Utrecht, 11‑08‑2010; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 11‑08‑2010
Inhoudsindicatie
Boorwerkzaamheden door BAM waarbij een kabel van BT geraakt is. BAM heeft vooraf een KLIC-melding gedaan, waarbij BT slechts globale liggingsinformatie heeft verschaft met de mededeling dat BAM voor detailinformatie contact kon opnemen met BT. Dit heeft BAM niet gedaan. BT heeft aan haar informatieplicht voldaan. BAM heeft haar onderzoeksplicht geschonden.Toewijzing vordering.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 276289 / HA ZA 09-2473
Vonnis van 11 augustus 2010
in de zaak van
de naamloze vennootschap
BT NEDERLAND NV,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat: mr. A.E. Bergansius,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BAM INFRATECHNIEK MIDDEN-WEST BV,
gevestigd te Bunnik en kantoorhoudende te Halfweg,
gedaagde,
advocaat: mr. J.M. van Noort.
Partijen zullen hierna BT en BAM genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 3 februari 2010;
- -
het proces-verbaal van comparitie van 7 april 2010.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
BT houdt zich bezig met het aanleggen, onderhouden en exploiteren van telecommunicatie infrastructuren in Nederland. Daarnaast verleent zij diensten op het gebied van telecommunicatie en ICT.
2.2.
BAM houdt zich onder meer bezig met het aannemen en (doen) uitvoeren van infrastructurele werkzaamheden, zoals kabelwerkzaamheden, grondverzetwerkzaamheden
en gestuurd boren.
2.3.
In verband met door haar te verrichten boorwerkzaamheden haaks op de Gedempte Oude Gracht in Haarlem heeft BAM haar boorwerkzaamheden overeenkomstig het KLIC-systeem aangemeld op 14 juni 2007 (meldingsnummer: 07G093296) en 5 juli 2007 (meldingsnummer: 07G104599). BT heeft naar aanleiding van deze eerste KLIC-melding plattegronden aan BAM verstrekt. Hieruit kon niet worden afgeleid hoeveel kabels er lagen en of deze kabels in buizen dan wel gestuurde boringen lagen. Ook stonden op de plattegronden de horizontale en verticale liggingsgegevens van de kabels niet vermeld.
2.4.
Op 11 september 2007 heeft BAM tijdens boorwerkzaamheden haaks op de Gedempte Oude Gracht in Haarlem een BT kabel geraakt. BT heeft daardoor schade geleden.
2.5.
Op diezelfde dag zijn de storingen bij BT gemeld. BT heeft vervolgens Van den Berg Infrastructuren (hierna: Van den Berg) ingeschakeld om de storingen te verhelpen. Van den Berg heeft de schade uiteindelijk op 14 en 15 november 2007 definitief hersteld. Behalve Van den Berg is op 11 september 2007 ook de heer [A], een medewerker van BT, naar de schadeplaats toegegaan. Hij heeft ter plaatse de schade opgenomen.
2.6.
In een brief van 4 april 2008 heeft BT BAM aansprakelijk gesteld voor deze door haar geleden schade.
2.7.
BAM heeft vervolgens haar verzekeringsmakelaar AON Risk Services ingeschakeld, die Hanselman Expertises BV (hierna: Hanselman) de opdracht heeft gegeven om de schade te beoordelen. In het expertiserapport van Hanselman van 27 maart 2009 is onder meer het volgende opgenomen:
“Schadevaststelling:
De herstelkosten bedragen € 43.005,06 exclusief btw. Dit bedrag bestaat uit het tijdelijke herstel ad. € 9.980,06 exclusief btw, op basis van concrete herstelkosten. Het definitieve herstel ad. €33.025,00 exclusief btw, is voor een groot deel berekend op basis van clusterprijzen.
In dit bedrag zit een bedrag ad. € 2.114,00 exclusief btw, betreffende het graven van de 200 meter geul. Zowel verzekerde als BT-Nederland heeft ons tot op heden geen duidelijkheid kunnen geven of verzekerde deze kosten daadwerkelijk bij BT-Nederland in rekening heeft gebracht.
(…)
Gelet op de omvang van de schade achten wij de door BT-Nederland gehanteerde herstelmethode in overeenstemming met de schade.
Wij hebben de schade als volgt vastgesteld:
Tijdelijk herstel door firma Van den Berg € 9.980,06
Definitief herstel door firma van den Berg € 30.911,00
Offerte BAM voor graven geul € 2.114,00
Totaal exclusief btw € 43.005,06
2.8.
In een brief van 29 april 2009 heeft BAM BT laten weten aansprakelijkheid af te wijzen.
3. Het geschil
3.1.
BT vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- 1.
BAM te veroordelen te betalen een bedrag van EUR 43.005,06, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 september 2007 tot aan de dag der algehele voldoening,
- 2.
BAM te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten van EUR 1.788,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 september 2009 tot aan de dag der algehele voldoening,
- 3.
BAM te veroordelen in de kosten van deze procedure, inclusief nakosten.
3.2.
BT legt aan haar vordering ten grondslag dat BAM bij de uitvoering van de boorwerkzaamheden op 11 september 2007 onrechtmatig heeft gehandeld en gehouden is de door BT geleden schade te vergoeden op grond van artikel 6:162 BW.
3.3.
BAM voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
De rechtbank stelt voorop dat de Wet Informatieuitwisseling Ondergrondse Netten (WION) en het Besluit Informatieuitwisseling Ondergrondse Netten (BION) – waar partijen in hun stukken naar verwijzen – pas op 1 juli 2008 (gedeeltelijk) in werking zijn getreden en dus ten tijde van de door BT gestelde onrechtmatige gedraging van BAM op 11 september 2008 nog niet golden. De WION en BION zijn om die reden in de onderhavige zaak niet van toepassing.
Onderzoeksplicht en informatieplicht
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat BAM in dit geval in redelijkheid bedacht diende te zijn op de aanwezigheid van kabels of leidingen in de bodem ter plaatse van de voorgenomen boorwerkzaamheden, zodat op haar een onderzoeksplicht rustte met betrekking tot de ligging van die kabels of leidingen. Op de kabel- en leidingbeheerders (waartoe BT behoort) rust een informatieplicht. Zij dienen de aannemer te voorzien van relevante informatie over eventueel ter plaatse aanwezige kabels of leidingen. Hieruit volgt dat de aansprakelijkheid van BAM wordt bepaald door de omvang van haar onderzoeksplicht in het licht van de door BT aan haar verstrekte informatie.
4.3.
Voor de vraag of BAM heeft voldaan aan de op haar rustende onderzoeksplicht is beslissend of zij – met het oog op de belangen van derden zoals BT – al het mogelijke heeft gedaan om alle ter plekke aanwezige kabels of leidingen te lokaliseren voordat zij met de boorwerkzaamheden begon.
4.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat BAM beschikte over plattegronden waarop de globale ligging van de kabels zonder maatvoering was aangegeven. Vast staat ook dat op die plattegronden niet was te zien hoeveel kabels er lagen, of deze kabels in buizen of gestuurde boringen lagen en wat de exacte ligging van de kabels was. Verder heeft BT gesteld dat zij bij de KLIC-plattegronden expliciet aan BAM heeft aangegeven dat het globale liggingsinformatie betrof en dat desgewenst detailinformatie bij haar kon worden opgevraagd. BAM heeft deze stelling weliswaar betwist, maar de rechtbank beschouwt deze stelling desalniettemin als vaststaand, gezien de door BT overgelegde email van haar aan BAM van 14 juni 2007 (productie 13 bij akte houdende overlegging producties). In deze email staat onder meer het volgende vermeld:
“In reactie op uw graafmelding 07G093296, delen wij u mede dat BT wel belang heeft op de lokatie(s) waar de werkzaamheden plaats vinden. Hierbij ontvangt u een globaal overzicht van onze glasvezelinfrastructuur, weergegeven middels een groene lijn in het door u opgegeven gebied. De blauwe lijn/markering is het door u opgegeven werkgebied.
Voor detail informatie kunt u contact opnemen doormiddel van dit e-mail adres.”
4.5.
BT stelt dat BAM in de naleving van haar onderzoeksplicht is tekort geschoten doordat zij weliswaar een graafmelding (vroeger: KLIC-melding) heeft gedaan, maar zij heeft nagelaten – nadat zij plattegronden zonder maatvoering van BT had ontvangen – detailinformatie bij BT op te vragen om de exacte ligging van de kabels te kunnen bepalen en dat BAM vervolgens is begonnen met graafwerkzaamheden voordat deze detailinformatie op de locatie aanwezig was.
4.6.
BAM betwist dat zij haar onderzoeksplicht heeft geschonden. Uit het feit dat zij twee KLIC-meldingen heeft gedaan blijkt volgens haar dat zij altijd uiterst alert was ten aanzien van de aanwezigheid van andere kabels en leidingen. Voorts voert BAM aan dat zij er op basis van de door BT verstrekte informatie op mocht vertrouwen dat de BT kabels zich op de voor telecommunicatiekabels normale diepte van 30-60 cm bevonden. Aangezien haar boring ruimschoots onder de normale diepte van telecommunicatiekabels doorging, kon zij, zo betoogt BAM, volstaan met het lokaliseren van kabels en leidingen bij het in- en uittredepunt.
BAM betoogt dat BT is tekortgeschoten in de op haar rustende informatieplicht, die volgens haar voorafgaat aan de onderzoeksplicht van BAM, omdat BT slechts plattegronden aan BAM heeft overgelegd waarop globaal de ligging van haar kabels is te zien, zonder exacte liggingsgegevens, terwijl BT wel over deze gegevens beschikte. Daarnaast voert BAM aan dat BT geen informatie heeft verstrekt waaruit volgde dat de BT kabel zich op een afwijkende diepte bevond. Ten slotte merkt BAM op dat het binnen de markt gebruikelijk is dat kabel- en leidingbeheerders gedetailleerde informatie verstrekken met betrekking tot de horizontale en verticale ligging van kabels en leidingen.
4.7.
BT betwist dat zij is tekort geschoten is in haar informatieverplichting, omdat zij in haar email van 14 juni 2007 aan BAM expliciet heeft aangegeven dat het globale liggingsinformatie betrof die zij verstrekte en dat desgewenst detailinformatie opgevraagd kon worden. Zij betoogt dat op de verstrekte plattegronden, zoals gebruikelijk, geen diepteligging was aangegeven en dat er daarom voor BAM geen reden was om te veronderstellen dat de kabels op de gebruikelijke diepte van 50 tot 80 cm zouden liggen.
4.8.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. BAM heeft teneinde aan haar plicht tot lokaliseren te voldoen, volstaan met het graven van proefsleuven bij het in- en uittredepunt van de kabels. BAM kon hiermee in redelijkheid niet volstaan, omdat in de email van 14 juni 2007 ondubbelzinnig door BT was aangegeven dat de verstrekte informatie slechts globale liggingsinformatie betrof en dat desgewenst detailinformatie bij haar opgevraagd kon worden. Nu gesteld noch gebleken is dat het opvragen van detailinformatie bezwarend zou zijn geweest voor BAM, heeft zij onvoldoende gedaan om de ter plaatse aanwezige kabels te lokaliseren en zodoende niet de zorgvuldigheid betracht waartoe zij in het maatschappelijk verkeer gehouden was. Het feit dat BAM twee KLIC-meldingen heeft gedaan – waaruit volgens haar zou volgen dat zij altijd uiterst alert was ten aanzien van de aanwezigheid van andere kabels en leidingen – maakt dat niet anders. Immers, de onderzoeksplicht van een aannemer eindigt niet met het doen van een of meerdere KLIC-meldingen, maar brengt tevens de plicht tot lokaliseren met zich.
4.9.
De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van BAM dat zij er op basis van de door BT verstrekte informatie op mocht vertrouwen dat de BT kabels zich op de voor telecommunicatiekabels normale diepte van 30-60 cm bevonden en dat zij – nu de boring ruimschoots onder de normale diepte van telecommunicatiekabels doorging – kon volstaan met het lokaliseren van kabels en leidingen bij het in- en uittredepunt. Het staat weliswaar vast dat telecommunicatiekabels zich normaal gesproken op een diepte van maximaal 60 tot 80 cm bevinden – BT betoogt dat die diepte normaalgesproken 50-80 cm is, BAM stelt dat dit 30-60 cm is – maar dat betekent nog niet dat BAM ervan uit mocht gaan dat dat in dit geval bij de BT kabels ook het geval was. Aannemers dienen naar verkeersopvattingen namelijk rekening te houden met een in voorkomende gevallen minder gebruikelijke diepteligging van (telecommunicatie)kabels.
4.10.
De rechtbank volgt BAM ook niet in haar betoog dat BT tekort is geschoten in de op haar rustende informatieplicht, omdat zij slechts plattegronden aan BAM heeft overgelegd waarop globaal de ligging van haar kabels is te zien, zonder exacte liggingsgegevens, terwijl BT wel over deze gegevens beschikte. Er rustte op BT geen verdergaande mededelingsplicht, juist omdat zij in haar email van 14 juni 2007 zo expliciet vermeld heeft dat het om globale liggingsinformatie ging en dat desgewenst detailinformatie opgevraagd kon worden. Om die reden hoefde BT – in tegenstelling tot wat BAM betoogt – in haar email aan BAM van 14 juni 2007 ook geen informatie te verstrekken waaruit bleek dat de BT kabel zich op een afwijkende diepte bevond.
4.11.
Ten slotte gaat de rechtbank voorbij aan de stelling van BAM dat het binnen de markt gebruikelijk is dat kabel- en leidingbeheerders gedetailleerde informatie verstrekken met betrekking tot de horizontale en verticale ligging van kabels en leidingen en dat BT om die reden tekort zou zijn geschoten in haar informatieverplichting. Het enkele feit dat het binnen de markt gebruikelijk is dat kabel- en leidingbeheerders gedetailleerde informatie verstrekken over de horizontale en verticale ligging van kabels en leidingen
betekent – indien al juist – nog niet dat BT, door hiervan af te wijken, haar informatieverplichting zou hebben geschonden. Dat is juist niet het geval, omdat zij bij de door haar geleverde informatie expliciet heeft vermeld dat het om globale liggingsinformatie ging en dat desgewenst detailinformatie opgevraagd kon worden. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat juist als het in de markt zo gebruikelijk zou zijn, zoals BAM stelt, dat gedetailleerde informatie verstrekt wordt over de horizontale en verticale ligging van kabels en leidingen, het des te meer op de weg van BAM had gelegen om, toen zij van BT dergelijke gedetailleerde informatie niet kreeg, deze alsnog bij BT op te vragen.
4.12.
De conclusie is dat van een tekortschieten in de op BT rustende informatieverplichting geen sprake is. BAM is tekort geschoten in de op haar rustende onderzoeksverplichting en heeft om die reden onrechtmatig jegens BT heeft gehandeld.
Eigen schuld
4.13.
Subsidiair heeft BAM gesteld dat er sprake is van eigen schuld in de zin van artikel 6:101 lid 1 BW aan de zijde van BT. Nu BAM ter onderbouwing van deze stelling geen andere argumenten heeft aangevoerd dan de argumenten die zij reeds had aangevoerd ter onderbouwing van haar stelling dat BT tekort is geschoten in haar informatieverplichting, passeert de rechtbank, gezien hetgeen zij hieromtrent overwogen heeft onder r.o. ?4.10 en ?4.11 van dit vonnis, dit beroep van BAM op eigen schuld.
Schadeomvang
4.14.
BT vordert vergoeding van de uitgevoerde herstelwerkzaamheden, zijnde een bedrag van in totaal EUR 43.005,06 exclusief BTW. Dit bedrag is opgebouwd uit een bedrag van EUR 41.189,83 voor de door Van den Berg uitgevoerde herstelwerkzaamheden en een bedrag van EUR 1.815,23 voor de door haarzelf uitgevoerde herstelwerkzaamheden.
4.15.
BAM betwist de hoogte van de gemaakte herstelkosten. Zij voert aan dat BT onvoldoende inzage heeft gegeven in de totstandkoming van deze herstelkosten en ook is volgens haar niet duidelijk of deze herstelkosten daadwerkelijk zijn gemaakt. BAM betoogt dat uit de door BT overgelegde factuur (productie 14 bij akte houdende overlegging producties) van EUR 33.025,00 niet volgt dat deze in verband staat met de herstelwerkzaamheden aan de desbetreffende glasvezelkabels, omdat op die factuur niet vermeld staat dat deze verband houdt met de herstelwerkzaamheden of het incident van 11 september 2007 en het projectnummer op de factuur niet overeenstemt met het projectnummer vermeld op andere facturen. Ten slotte brengt BAM naar voren, dat de hoogte van de gevorderde herstelkosten niet overeenstemt met het schadebeeld en sterk doet vermoeden dat een geheel netwerk is vervangen in plaats van slechts een gedeelte van drie glasvezelkabels.
4.16.
De rechtbank stelt voorop dat zij aan dit laatste betoog van BAM – dat de hoogte van de gevorderde herstelkosten niet overeenstemt met het schadebeeld en sterk doet vermoeden dat een geheel netwerk is vervangen in plaats van slechts een gedeelte van drie glasvezelkabels – voorbij gaat, aangezien Hanselman, de expert die door de verzekeringsmakelaar van BAM zelf is ingeschakeld, hierover het volgende zegt in haar rapport:
“Gelet op de omvang van de schade achten wij de door BT-Nederland gehanteerde herstelmethode in overeenstemming met de schade.”
4.17.
De rechtbank zal de gevorderde kosten voor de herstelwerkzaamheden die BT zelf heeft uitgevoerd ter hoogte van EUR 1.1815,23 toewijzen, omdat deze door BAM niet voldoende gemotiveerd zijn betwist.
4.18.
Voor wat betreft de gevorderde kosten voor de door Van den Berg uitgevoerde herstelwerkzaamheden ter hoogte van EUR 41.189,83 overweegt de rechtbank als volgt.
4.19.
BT stelt dat Van den Berg in eerste instantie tijdelijk herstel heeft gepleegd, bestaande uit het omleiden van het netwerk. Zij betoogt dat Van den Berg haar voor deze werkzaamheden gefactureerd heeft op 28 november 2007 voor een bedrag van
EUR 8.165,00 exclusief BTW. Naar het oordeel van de rechtbank heeft BT deze stelling voldoende heeft onderbouwd met de door haar overgelegde factuur van 28 november 2007 met factuurnummer 27008876 waarop als omschrijving staat vermeld “Herewith we send you an invoice for the work solving glasfibre cable damage at Turfmarkt, Haarlem. Our reference 9775/07150030” en een rekeningafschrift van Van den Berg waarop – in combinatie met de specificatie – is te zien dat Van den Berg een bedrag van EUR 9.716,35 inclusief BTW (= EUR 8.165,00 exclusief btw) heeft ontvangen van BT op datzelfde factuurnummer (productie 14 bij akte houdende overlegging producties). De rechtbank zal derhalve het door BT gevorderde bedrag van EUR 8.165,00 voor de herstelwerkzaamheden die Van den Berg in eerste instantie heeft uitgevoerd, toewijzen.
4.20.
Voorts stelt BT dat Van den Berg het definitieve herstel aan de BT kabel heeft verricht, waarvoor zij Van den Berg een bedrag van EUR 39.299,75 inclusief btw
(= EUR 33.025,00 exclusief BTW) heeft betaald. Ook deze stelling heeft BT – ondanks de betwisting van BAM – voldoende gemotiveerd onderbouwd. Zo heeft zij allereerst een brief van Van den Berg aan BT van 14 december 2007 overgelegd (productie 14 bij akte houdende overlegging producties) waarin onder meer het volgende staat vermeld:
“Naar aanleiding van uw aanvraag d.d. 21 september 2007, gericht aan het projectbureau van onze organisatie, doet het ons genoegen u een aanbieding te doen toekomen voor het herrouteren van een tracé aan de Gedempte Oude Gracht te Haarlem.
Voor de uitwerking van de prijsopgave verwijzen wij u naar de bijgaande specificatie.“
In die bijgaande specificatie staat een totaalbedrag van EUR 33.025,00 vermeld. Daarnaast heeft BT een factuur van 19 februari 2008 met factuurnummer 28001535 overgelegd waarin Van den Berg een bedrag van in totaal EUR 39.299,75 inclusief BTW (= EUR 33.025,00 exclusief BTW) aan BT heeft gefactureerd en een rekeningafschrift van Van den Berg waarop – in combinatie met de specificatie – is te zien dat Van den Berg een bedrag van
EUR 39.299,75 inclusief BTW (= EUR 33.025,00 exclusief BTW) heeft ontvangen van BT op datzelfde factuurnummer (productie 14 bij akte houdende overlegging producties).
BAM betoogt weliswaar dat uit deze factuur niet volgt dat deze in verband staat met de herstelwerkzaamheden aan de desbetreffende glasvezelkabels, maar dit blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit de brief van Van den Berg aan BT van 14 december 2007, waar precies voor datzelfde factuurbedrag een aanbieding wordt gedaan voor het herstel van een tracé aan de Gedempte Oude Gracht te Haarlem. Het door BT gevorderde bedrag van EUR 33.025,00 exclusief BTW voor de door Van den Berg uitgevoerde werkzaamheden voor het definitieve herstel van de BT-kabel komt dus ook voor toewijzing in aanmerking.
4.21.
De conclusie is dat een bedrag van EUR 43.005,23 (EUR 1.1815,23 +
EUR 8.165,00 + EUR 33.025,00) voor toewijzing in aanmerking komt. Nu BT echter slechts een bedrag van EUR 43.005,06 gevorderd heeft, zal dit laatste bedrag worden toegewezen. Ook de wettelijke rente over dit bedrag zal, zoals gevorderd, worden toegewezen vanaf 11 september 2007 tot aan de dag der algehele voldoening.
Buitengerechtelijke kosten
4.22.
BT heeft een bedrag aan buitengerechtelijke (incasso)kosten gevorderd. De rechtbank hanteert het uitgangspunt dat dergelijke kosten alleen voor vergoeding in aanmerking komen, indien zij betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. BT heeft weliswaar gesteld dat de gevorderde kosten geen betrekking hebben op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding pleegt in te sluiten, maar uit de gegeven omschrijving van deze werkzaamheden dient het tegendeel te worden afgeleid. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke
(incasso)kosten moet daarom worden afgewezen.
Proceskosten
4.23.
BAM zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van BT worden begroot op:
- -
dagvaarding EUR 72,25
- -
vast recht 1.100,00
- -
salaris advocaat 2.235,00 (2,5 punt × tarief EUR 894,00)
Totaal EUR 3.407,25
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
veroordeelt BAM om aan BT te betalen een bedrag van EUR 43.005,06 (drieënveertig duizend en vijf euro en zes eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 11 september 2007 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt BAM in de proceskosten, aan de zijde van BT tot op heden begroot op EUR 3.407,25,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Heinemann en in het openbaar uitgesproken op
- 11.
augustus 2010.?