Einde inhoudsopgave
Wet financiering politieke partijen
Artikel 39
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2013
- Bronpublicatie:
07-03-2013, Stb. 2013, 93 (uitgifte: 15-03-2013, kamerstukken: 32752)
- Inwerkingtreding
01-05-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-03-2013, Stb. 2013, 131 (uitgifte: 11-04-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Kiesrecht
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
Indien een politieke partij op grond van de artikelen 137c, d, e, f, of g, of artikel 429 quater van het Wetboek van Strafrecht, is veroordeeld tot een geldboete, vervalt van rechtswege de aanspraak op subsidie gedurende een periode die ingaat op de dag waarop de veroordeling onherroepelijk is geworden. Deze periode is:
- a.
een jaar, bij een geldboete van minder dan € 1125;
- b.
twee jaar, bij een geldboete van € 1 125 of meer, maar minder dan € 2250;
- c.
drie jaar, bij een geldboete van € 2 250 of meer, maar minder dan € 3 375, en
- d.
vier jaar, bij een geldboete van € 3 375 of meer.
2.
Indien een politieke partij wegens een terroristisch misdrijf als bedoeld in artikel 83 van het Wetboek van Strafrecht is veroordeeld, vervalt van rechtswege de aanspraak op subsidie gedurende een periode van vier jaar die ingaat op de dag waarop de veroordeling onherroepelijk is geworden.
3.
Indien een vereniging op de dag waarop een veroordeling als bedoeld in het eerste of tweede lid onherroepelijk wordt, niet in aanmerking komt voor subsidie en deze vereniging binnen een periode van twee jaar na deze dag als politieke partij in aanmerking komt voor subsidie, vervalt de aanspraak op subsidie van rechtswege met ingang van de dag waarop de partij in aanmerking komt voor subsidie, voor de periode, bedoeld in het eerste of tweede lid.