Rb. Arnhem, 18-02-2009, nr. 177255
ECLI:NL:RBARN:2009:BH3661
- Instantie
Rechtbank Arnhem
- Datum
18-02-2009
- Zaaknummer
177255
- LJN
BH3661
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBARN:2009:BH3661, Uitspraak, Rechtbank Arnhem, 18‑02‑2009; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 18‑02‑2009
Inhoudsindicatie
Bevoegheidsincident. Subjectieve cumulatie van rechtsvorderingen. De beide vorderingen vallen elk binnen de competentiegrens van de kantonrechter. De rechtbank verklaart zich daarom onbevoegd en verwijst de zaak naar de sector kanton.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 177255 / HA ZA 08-1917
Vonnis in incident van 18 februari 2009
in de zaak van
1. [eis.1hfdz.],
wonende te [woonplaats],
2. [eis.2hfdz.],
wonende te [woonplaats],
3. [eis.3hfdz.],
wonende te [woonplaats],
4. [eis.4hfdz.],
wonende te [woonplaats],
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. S.G. Volbeda te Arnhem,
tegen
[ged.hfdz.],
h.o.d.n. [handelsnaam],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. N.P. Scholte te Enter.
Eisers in de hoofdzaak/verweerders in het incident sub 1 en 2 zullen hierna worden aangeduid als [eis.hfdz./verw.inc.1+2]
Eisers in de hoofdzaak/verweerders in het incident sub 3 en 4 zullen hierna [eis.hfdz./verw.inc.3+4] worden genoemd.
Gedaagde in de hoofdzaak/eiser in het incident zal hierna als [ged.hfdz./eis.inc.] worden aangeduid.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding
- -
de incidentele conclusie houdende exceptie van absolute en relatieve onbevoegdheid
- -
de conclusie van antwoord in incident houdende exceptie van absolute en relatieve onbevoegdheid.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De feiten
2.1.
Vooralsnog is het voorliggende incident te plaatsen in het volgende feitelijke kader.
2.2.
[ged.hfdz./eis.inc.] exploiteert een recreatiepark in [woonplaats]. Zowel [eis.hfdz./verw.inc.1+2] als [eis.hfdz./verw.inc.3+4] is eigenaar van een recreatiewoning in dat park.
2.3.
[eis.hfdz./verw.inc.1+2] en [eis.hfdz./verw.inc.3+4] zijn beiden jaarlijks een vergoeding verschuldigd aan [ged.hfdz./eis.inc.] voor de kosten voor gebruik van energie (gas, water en elektra) met opslag, alsmede voor zuiveringslasten en zakelijke belastingen (afvalstoffenheffing, rioolrechten en waterschapslasten).
3. De vordering en het verweer in het incident
3.1.
In de hoofdzaak vorderen [eis.hfdz./verw.inc.1+2] en [eis.hfdz./verw.inc.3+4], samengevat, dat [ged.hfdz./eis.inc.] wordt veroordeeld tot vergoeding van de door hen elk afzonderlijk te veel betaalde energiekosten, afvalstoffenheffing en btw. Daarnaast vorderen zij dat [ged.hfdz./eis.inc.] wordt veroordeeld om aan hen over de jaren 2008 en volgende over de posten gas en elektra 6% (in plaats van 19%) btw te rekenen en hun niet ieder kwartaal, maar eenmaal per jaar een afrekening voor de energiekosten te sturen.
3.2.
[ged.hfdz./eis.inc.] vordert voor alle weren dat de rechtbank Arnhem, sector civiel, zich onbevoegd verklaart en de zaak met inachtneming van artikel 110 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) verwijst naar de sector kanton, locatie Wageningen. Voorts vordert [ged.hfdz./eis.inc.] dat de procedure daarbij wordt gesplitst in twee procedures, te weten één procedure betreffende de vordering van [eis.hfdz./verw.inc.1+2] en één procedure betreffende de vordering van [eis.hfdz./verw.inc.3+4] Ten slotte vordert [ged.hfdz./eis.inc.] hoofdelijke veroordeling van [eis.hfdz./verw.inc.1+2] en [eis.hfdz./verw.inc.3+4] in de proceskosten van het incident.
3.3.
[ged.hfdz./eis.inc.] stelt zich op het standpunt dat de rechtbank Arnhem, sector civiel, zowel absoluut als relatief onbevoegd is om van het geschil kennis te nemen. Hij legt aan zijn incidentele vordering ten grondslag dat hem volstrekt onduidelijk is waarom is gekozen voor subjectieve cumulatie van de gepretendeerde vorderingen van [eis.hfdz./verw.inc.1+2] en [eis.hfdz./verw.inc.3+4] Er bestaat volgens [ged.hfdz./eis.inc.] geen enkele samenhang tussen de beide vorderingen. [eis.hfdz./verw.inc.1+2] en [eis.hfdz./verw.inc.3+4] zijn buren en daar is ook alles mee gezegd, aldus [ged.hfdz./eis.inc.]. De grondslag van de beide vorderingsrechten is niet een ondeelbare rechtsverhouding en ook de van [ged.hfdz./eis.inc.] gevorderde prestatie is niet ondeelbaar. Het op deze wijze aanhangig maken van de vorderingen levert naar de mening van [ged.hfdz./eis.inc.] misbruik van recht c.q. schending van procesrecht op. Volgens [ged.hfdz./eis.inc.] moeten de vorderingen van [eis.hfdz./verw.inc.1+2] en [eis.hfdz./verw.inc.3+4] worden gesplitst en afzonderlijk worden behandeld door de sector kanton, locatie Wageningen, nu partijen in [woonplaats] wonen en de vorderingen zowel afzonderlijk beschouwd als bij elkaar opgeteld de bevoegdheidsgrens van de sector kanton niet overschrijden.
3.4.
[eis.hfdz./verw.inc.1+2] en [eis.hfdz./verw.inc.3+4] voeren gemotiveerd verweer. Zij voeren aan dat zij hun vorderingen in één dagvaarding aan de rechtbank hebben voorgelegd, omdat de grondslag van de verschillende vorderingen gelijk is. Zij zien niet in dat dit niet zou zijn toegestaan. Voorts voeren [eis.hfdz./verw.inc.1+2] en [eis.hfdz./verw.inc.3+4] aan dat hun vorderingen de bevoegdheidsgrens van de sector kanton wel degelijk overschrijden.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling in het incident
4.1.
Ingevolge artikel 93, aanhef en onder a, Rv worden zaken betreffende vorderingen met een beloop van ten hoogste € 5.000,00, de tot aan de dag van dagvaarding verschenen rente daarbij inbegrepen, behandeld en beslist door de kantonrechter.
4.2.
[eis.hfdz./verw.inc.1+2] en [eis.hfdz./verw.inc.3+4] vorderen bij één dagvaarding ieder een geldbedrag van [ged.hfdz./eis.inc.], zodat sprake is van subjectieve cumulatie van rechtsvorderingen. In geval van subjectieve cumulatie moeten bij de beantwoording van de vraag welke rechter bevoegd is om van het geschil kennis te nemen de beide vorderingen afzonderlijk worden beschouwd.
4.3.
Ten aanzien van de vordering van [eis.hfdz./verw.inc.1+2] overweegt de rechtbank het volgende. Blijkens de dagvaarding beloopt deze vordering in hoofdsom € 3.261,79 (€ 2.961,79 + € 300,00). Daarbij komt nog de wettelijke rente over de beide posten. Deze heeft [ged.hfdz./eis.inc.] onweersproken berekend op € 234,76 (€ 213,91 + € 21,76). Dit brengt de vordering op een totaalbedrag van € 3.496,55. Daarmee valt de vordering binnen de in r.o. 4.1 bedoelde bevoegdheid van de kantonrechter. De rechtbank, sector civiel, is dan ook niet bevoegd om van de vordering van [eis.hfdz./verw.inc.1+2] kennis te nemen.
4.4.
Aangaande de vordering van [eis.hfdz./verw.inc.3+4] overweegt de rechtbank als volgt. Blijkens het petitum van de dagvaarding beloopt deze vordering in hoofdsom € 1.418,60 (€ 224,60 + € 1.194,00). Dit bedrag moet nog worden vermeerderd met de wettelijke rente over de eerstgenoemde post, door [ged.hfdz./eis.inc.] onweersproken berekend op € 5,96. Dit komt neer op een totaalbedrag van € 1.424,56. In de conclusie van antwoord in het incident is nog aangevoerd dat in het petitum van de dagvaarding abusievelijk het eveneens door [eis.hfdz./verw.inc.3+4] te vorderen bedrag van € 736,13 niet is opgenomen. Ook als dit bedrag bij de vordering wordt opgeteld, blijft de vordering van [eis.hfdz./verw.inc.3+4] echter onder de in r.o. 4.1. bedoelde bevoegdheidsgrens van de kantonrechter. De rechtbank, sector civiel, is dus ook ten aanzien van de vordering van [eis.hfdz./verw.inc.3+4] niet bevoegd.
4.5.
Gezien het voorgaande zal de rechtbank, sector civiel, zich onbevoegd verklaren om van de vorderingen in de hoofdzaak kennis te nemen.
4.6.
Nu de rechtbank, sector civiel, onbevoegd is om van het geschil kennis te nemen, komt zij niet toe aan een beslissing op de vordering tot splitsing van de procedure.
4.7.
[eis.hfdz./verw.inc.1+2] en [eis.hfdz./verw.inc.3+4] zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in het incident. Deze kosten worden aan de zijde van [ged.hfdz./eis.inc.] begroot op € 384,00 wegens salaris advocaat (1 punt, tarief I). [eis.hfdz./verw.inc.1+2] en [eis.hfdz./verw.inc.3+4] hebben geen verweer gevoerd tegen de gevorderde hoofdelijkheid, zodat deze zal worden toegewezen.
5. De beoordeling in de hoofdzaak
5.1.
De rechtbank, sector civiel, zal de zaak verwijzen naar de sector kanton van deze rechtbank. Gelet op de woonplaats van [ged.hfdz./eis.inc.] is de sector kanton, locatie Wageningen bevoegd.
6. De beslissing
De rechtbank
in het incident
6.1.
verklaart zich onbevoegd van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen,
6.2.
veroordeelt [eis.hfdz./verw.inc.1+2] en [eis.hfdz./verw.inc.3+4] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van het incident, aan de zijde van [ged.hfdz./eis.inc.] tot op heden begroot op € 384,00,
in de hoofdzaak
6.3.
verwijst de zaak in de stand waarin zij zich bevindt, naar de rolzitting van de sector kanton van deze rechtbank, locatie Wageningen, van woensdag 18 maart 2009 om 11.00 uur,
6.4.
wijst partijen erop dat zij op de hiervoor vermelde rolzitting niet hoeven te verschijnen, omdat de kantonrechter eerst zal beslissen op welke wijze de procedure zal worden voortgezet, waarna de griffier partijen over deze beslissing zal informeren,
6.5.
wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet meer hoeven te worden vertegenwoordigd door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen,
6.6.
wijst partijen erop dat de kantonrechter zal beslissen over de proceskosten in deze procedure, waaronder het reeds geheven vast recht van € 303,00 voor [eis.hfdz./verw.inc.1+2] en [eis.hfdz./verw.inc.3+4] en € 303,00 voor [ged.hfdz./eis.inc.].
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2009.
Coll. JC