Hof Amsterdam, 31-01-2019, nr. 000082-19
ECLI:NL:GHAMS:2019:247
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
31-01-2019
- Zaaknummer
000082-19
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2019:247, Uitspraak, Hof Amsterdam, 31‑01‑2019; (Rekestprocedure)
Uitspraak 31‑01‑2019
Inhoudsindicatie
Verzoek ex art 591a Sv na einde strafzaak met vrijspraak - kosten raadsman afgewezen klaagschriftprocedure 552a Sv
Partij(en)
beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummers: 000082-19 (591 Sv) en 001081-18 (591a Sv)
parketnummer in eerste aanleg: 15/700218-16
Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikking van de raadkamer van de rechtbank Noord-Holland van 18 juni 2018 op het verzoekschrift op de voet van de artikelen 591 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1965,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat,
mr. H.J.G. Dudink, [adres].
1. Inhoud van het verzoekschrift
Het verzoekschrift strekt tot het toekennen van een vergoeding op de voet van artikel 591 Sv van kosten deskundige die ten laste van de gewezen verdachte zijn gekomen en waarvan de aanwending het belang van het onderzoek heeft gediend, ten bedrage van € 980,10.
Het verzoekschrift strekt voorts tot het toekennen van een vergoeding op de voet van artikel 591a Sv ter zake van:
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand, verleend door advocaat T. van der Goot, ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer bedrage van € 4.712,09;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand, verleend door advocaat H.J.G. Dudink, ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 25.366,40;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure in eerste aanleg ten bedrage van € 550,00, vermeerderd met € 280,00 voor het hoger beroep.
2. Procesverloop
Het hoger beroep is op 22 juni 2018 ingesteld door verzoeker (hierna appellant).
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 17 januari 2019 de advocaat-generaal en de advocaat van appellant ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Appellant is niet verschenen.
3. Beoordeling van het hoger beroep
Bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 2 oktober 2017 is de strafzaak met voormeld parketnummer geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Op 28 december 2017 is het verzoekschrift van appellant bij de rechtbank ingekomen.
De rechtbank heeft bij beschikking van 18 juni 2018 op het verzoek beslist.
Het hoger beroep hiervan is tijdig ingesteld.
De rechtbank heeft het verzoek ex artikel 591 Sv geheel toegewezen en het verzoek ex artikel 591a Sv toegewezen, behoudens
de kosten van rechtsbijstand verleend door advocaat Van der Goot ad € 4.712,09, nu deze rechtsbijstand is verleend in een klaagschriftprocedure ex artikel 552a Sv, waarbij het beklag ongegrond is verklaard;
de kosten van rechtsbijstand door advocaat Dudink voor zover naar het oordeel van de rechtbank bovenmatig is gedeclareerd dan wel de rechtsbijstand niet is verleend ten behoeve van de strafzaak.
Het hof overweegt als volgt.
Ad a.
Onder ‘de kosten van een raadsman’ waarvoor een vergoeding uit ’s Rijks kas kan worden toegekend, als bedoeld in de eerste volzin van het tweede lid van art. 591a Sv, zijn te verstaan de kosten van een raadsman die in rechtstreeks verband staan met een strafzaak tegen een gewezen verdachte.
Het hof is van oordeel dat de klaagschriftprocedure ten aanzien van de inbeslaggenomen Mercedes in rechtstreeks verband staat met de strafzaak, in welke zaak verzoeker is vrijgesproken. Artikel 591a, tweede lid Sv kan dan ook om die reden - ondanks de ongegrondverklaring van het beklag - als directe grondslag dienen voor de vergoeding van de kosten van de raadsman in de klaagschriftprocedure, zodat appellant ontvankelijk is in zijn verzoek.
Dit zou anders zijn indien het verzoek zelfstandig gegrond is op art. 591a, tweede lid Sv jo. art. 591a, vierde lid Sv jo. art. 591, vijfde lid Sv, omdat in die zelfstandig procedure de afwijzing van het beklag aan de ontvankelijkheid van het verzoek in de weg staat. Dit is hier echter niet aan de orde.
Gelet op het voorgaande acht het hof gronden van billijkheid aanwezig voor toewijzing van dit deel van het verzoek.
Ad b.
In raadkamer in hoger beroep is aannemelijk geworden dat slechts is gedeclareerd voor rechtsbijstand die rechtstreeks in verband staat met de strafzaak tegen appellant. De raadsman heeft daarbij aangegeven niet de bestuursrechtelijke procedure te hebben gevoerd.
Voor zover de rechtbank heeft geoordeeld dat sprake is van bovenmatige declaratie overweegt het hof dat voor het vaststellen van de hoogte van het te vergoeden bedrag in beginsel aansluiting wordt gezocht bij de declaratie en daarbij behorende specificatie van de advocaat, tenzij sprake is van een in meer of mindere mate in het oog springende bovenmatigheid (vgl. Gerechtshof Amsterdam 28 mei 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:2466). Daarvan is in casu niet gebleken.
Gelet op het voorgaande acht het hof het hoger beroep gegrond en zal het opnieuw recht doen
Het hof acht gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van een vergoeding op grond van artikel 591 Sv zoals verzocht.
Het hof acht gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van een vergoeding op grond van artikel 591a Sv zoals verzocht.
4. Beslissing
Het hof:
Vernietigd de beschikking waarvan beroep.
Wijst het verzochte toe.
Kent op de voet van artikel 591 Sv ten laste van de Staat aan appellant een vergoeding toe van € 980,10 (negenhonderdtachtig euro en tien cent).
Kent op de voet van artikel 591a Sv uit ’s Rijks kas aan appellant een vergoeding toe van € 30.908,49 (dertigduizend negenhonderdacht euro en negenenveertig cent).
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan appellant.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. J.H.C. van Ginhoven, A.M.P. Geelhoed en M. Senden, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 31 januari 2019.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 31.888,59 (eenendertigduizend achthonderdachtentachtig euro en negenenvijftig cent) op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. Stichting Beheer Derdengelden Dudink & Starink Advocaten o.v.v. dossiernummer 20150653.
Amsterdam, 31 januari 2019,
mr. J.H.C. van Ginhoven, voorzitter.